Kennen

Neem onderstaande zinnen helemaal over en maak ze af.
Door het opschrijven van de hele zin zul je het beter kunnen onthouden.

45

Een perfect werkende markt (of: een markt van volkomen concurrentie) moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. __________ en  __________
  2. __________
  3. __________
  4. __________
46

Er is evenwicht op een markt van volkomen concurrentie als __________ = __________ .

47

De overheid stelt een minimumprijs in ter bescherming van de CONSUMENTEN/PRODUCENTEN, als ze vindt dat de evenwichtsprijs voor deze groep TE HOOG/TE LAAG is.
Het gevolg van het instellen van een minimumprijs is een AANBODOVERSCHOT/VRAAGOVERSCHOT.

48

De overheid stelt een maximumprijs in ter bescherming van de CONSUMENTEN/PRODUCENTEN, als ze vindt dat de evenwichtsprijs voor deze groep TE HOOG/TE LAAG is.
Het gevolg van het instellen van een maximumprijs is een AANBODOVERSCHOT/VRAAGOVERSCHOT.

49

Door het instellen van een kostprijsverhogende belasting (zoals BTW of accijns) verschuift de VRAAGLIJN/AANBODLIJN naar BOVEN/ONDER.

50

Het doorberekenen van de kostprijsverhogende belasting door de producent aan de consument noemen we __________ .

51

Door het geven van een subsidie aan de producenten verschuift de VRAAGLIJN/AANBODLIJN naar BOVEN/ONDER.

52

De marginale opbrengst is ____________________ .

53

De marginale kosten zijn ____________________ .

54

Voor een individuele producent op een markt voor volkomen concurrentie geldt dat zijn marginale opbrengst gelijk is aan __________ .

55

De winst van een individuele producent is maximaal bij de afzet waar geldt dat __________ = __________ .

Kunnen

56

Je moet een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid kunnen uitrekenen.

Stel dat je van de aardappelmarkt gegeven hebt dat:
Qv = -4P + 10
Qa = 6P – 2

waarbij P in euro’s per kg en Qv in 10.000 kg.

Bereken de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid op deze markt.

57

Je moet een marktmodel kunnen tekenen.

Teken de marktsituatie van vraag 56.
Geen daarin ook de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aan.

58

Je moet consumenten en producentensurplus kunnen arceren bij volkomen concurrentie.

Arceer in de grafiek van vraag 57 het consumentensurplus en het producentensurplus. Gebruik verschillende kleuren.

59

Je moet de invloed van een minimumprijs op een markt kunnen uitrekenen en tekenen.

Van een markt van volkomen concurrentie zijn de volgende gegevens bekend:
Qv = -2P + 100
Qa = 2P – 20
Hierbij is Q de hoeveelheid in miljoen stuks en P de prijs in euro’s.

Stel dat in deze markt een minimumprijs van € 35 wordt ingesteld.

  1. Teken in de gegeven afbeelding de gevolgen voor vraag en aanbod van de minimumprijs.
  2. Bereken de omvang van het aanbodoverschot.
  3. Bereken de kosten van het opkopen van het aanbodoverschot.
60

Je moet de invloed van een maximumprijs op een markt kunnen uitrekenen en tekenen.

Stel dat in de markt van vraag 59 een maximumprijs van € 20 wordt ingesteld.

  1. Teken in de gegeven afbeelding de gevolgen voor vraag en aanbod van de maximumprijs.
  2. Bereken de omvang van het vraagoverschot.
 61

Je moet het effect van een kostprijsverhogende belasting op een markt kunnen uitrekenen en tekenen. En daarbij het afwentelingspercentage kunnen berekenen.

Van een markt van volkomen concurrentie bij vrije werking is gegeven:
Qv = -2P + 100
Qa = 5P – 50

Waarbij P in euro’s en Q in stuks.

De overheid voert accijns in op dit product, waardoor de aanbodlijn naar boven schuift.
De nieuwe aanbodfunctie luidt: Qa = 5P – 100

Deze hele situatie is weergegeven in de afbeelding.

  1. Bereken met welk bedrag de evenwichtsprijs van het product stijgt.
  2. Bereken hoeveel procent van de accijns door de producent wordt doorgeschoven naar de consument.
62

Je moet kunnen aangeven wat het verband is tussen de gehele markt van volkomen concurrentie en de situatie van een individuele aanbieder op die markt.

Stel dat je weet dat product ZIP wordt geproduceerd op een markt van volkomen concurrentie. Deze markt kunnen als volgt beschrijven:

Qv = – 5P + 1.000   
Qa = 5P – 250
waarbij:
P = prijs in euro’s
Q = hoeveelheid in 1.000 stuks

Producent A is al jaren actief op deze markt. Het bedrijf streeft naar maximale totale winst en heeft een productiecapaciteit van 75 stuks.
De kosten van deze producent zijn weergegeven in de gegeven grafiek.
De formule voor de marginale kosten luidt: MK = 2Q + 25 (waarbij Q in stuks)

  1. Neem de grafieken over in je schrift (of print de afbeelding) en teken de vraag en aanbodlijn op de totale markt.
  2. Zet de juiste GO-lijn en MO-lijn in de grafiek van de individuele producent en geef aan hoeveel producten het bedrijf zal maken. 
  3. Bereken hoeveel producten het bedrijf zal maken.