Gegevens uit de nationale rekeningen spelen een centrale rol bij het vaststellen van het economisch en monetair beleid. De economische groei, het overheidstekort en het nationaal spaarsaldo zijn belangrijke macro-economische indicatoren uit de nationale rekeningen. Bronnen 1, 2 en 3 zijn onderdelen uit de nationale rekeningen van Nederland in 2013.

Bron 1  macro-economische indicatoren Nederland, 2012 en 2013

    2012 2013
bruto binnenlands product (bbp) miljard euro 640,6 642,9
reële economische groei % mutaties ten opzichte van
het voorgaande jaar
-1,2 -0,7
bruto nationaal inkomen (bni) miljard euro 642,7 643,6
bni per inwoner euro 39.281 38.874
consumentenprijsindex (cpi) % mutaties ten opzichte van
het voorgaande jaar
2,1 ….

Bron 2  staat van middelen en bestedingen Nederland, 2013

  2013
beschikbaar voor bestedingen in miljarden euro’s
bbp 642,9
invoer 466,8
totale bestedingen  
consumptie 289,6
investeringen 94,3
overheid 192,6
uitvoer 533,2

Bron 3  geldkringloop Nederland van 2013 in miljarden euro’s

In de nationale rekeningen wordt het bruto binnenlands product (bbp) gebruikt om de economische groei te meten. Het bbp wordt ook vaak gebruikt om de welvaart te meten. Aan deze maatstaf kleven wel bezwaren, omdat sommige economische verschijnselen niet in het bbp zijn opgenomen. Dit kan betekenen dat de welvaart wordt onderschat of overschat.

Hieronder staan drie economische verschijnselen.

  1. negatieve externe effecten
  2. productie in het zwarte circuit
  3. vrijwilligerswerk
1 Geef bij elk verschijnsel aan of het verschijnsel voor een onderschatting of een overschatting van de welvaart zorgt als deze gemeten wordt via het bbp.

Welvaart = de mate waarin we in onze behoefte kunnen voorzien met schaarse middelen.

Gebruik bron 1.

2

Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.

  • Het bbp van € 642,9 miljard geeft …(1)… weer van alle in Nederland geproduceerde goederen en diensten in het jaar 2013. Het wordt ook wel de …(2)… genoemd.
  • Het bbp is de productiewaarde op Nederlands grondgebied. Het bruto nationaal inkomen (bni) is de productiewaarde voortgebracht door alle Nederlanders. Omdat het bbp kleiner is dan het bni zijn de ontvangen primaire inkomens uit het buitenland …(3)… dan de betaalde primaire inkomens aan het buitenland.

Kies uit:
bij (1) de nominale waarde / het totale surplus
bij (2) koopkracht / totale bruto toegevoegde waarde
bij (3) groter / kleiner

(2) er is maar één mogelijk antwoord gezien het antwoord van (1)
(3) bbp = productie/inkomen IN Nederland – bnp = productie/inkomen VAN Nederlanders

Gebruik bron 1 en 2.

3 Bereken de procentuele verandering van de consumentenprijsindex in 2013 in Nederland en rond af op twee decimalen nauwkeurig.

Formule reële inkomen

CPI = PIC
RIC is (min of meer) gegeven in bron 1
NIC is de stijging van het nominale binnenlandse product

De staat van middelen en bestedingen kan ook worden weergegeven in een geldkringloop (zie bron 3).

Gebruik bron 2 en 3.

4

Welke getallen moeten worden ingevuld bij (a), (b), (c) en (d) in bron 3? Noteer je antwoord als volgt:

bij (a) …
bij (b) …
bij (c) …
bij (d) …

Voor elke sector (elk blokje) geldt dat het bedrag dat binnen komt gelijk is aan het bedrag dat eruit gaat.
IN = UIT

Zoek steeds de sector op waar je maar 1 pijl als onbekende hebt. En reken deze dan uit.

Als gevolg van de kredietcrisis en de daaropvolgende eurocrisis is het consumenten- en producentenvertrouwen in Nederland in 2013 laag. Dat uit zich in afnemende particuliere bestedingen (consumptie en investeringen), een toenemend nationaal spaaroverschot en een dalende inflatie.
Een econoom stelt: “Op basis van deze gegevens zou de Nederlandse overheid er verstandig aan doen conjunctuurbeleid te voeren. Maar omdat Nederland zich moet houden aan het Stabiliteitspact van de Economische en Monetaire Unie (EMU), is conjunctuurbeleid vrijwel onmogelijk geworden.”

Bron 4  onderdeel van het Stabiliteitspact EMU

Om de stabiliteit van de euro te garanderen moeten landen die de euro hebben ingevoerd (EMU-landen) voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • overheidsschuld ≤ 60% van het bbp
  • overheidstekort ≤ 3% van het bbp

Gebruik bron 2.

5 Bereken het nationaal spaaroverschot van Nederland in 2013.

Wanneer je de juiste termen kent (zo niet: leer de begrippen), kun je het met behulp van deze gelijkheden uitrekenen:

(S-I) + (B-O) = (E-M)
of
Y-(C+I+O) = (E-M)

6 Noem twee manieren waarop een overheid conjunctuurbeleid kan voeren om de economische groei te stimuleren.

De overheid kan de eigen begroting (B-O) inzetten om de conjunctuur te sturen.

Gebruik bron 3 en 4.

7 Leg uit met behulp van een berekening dat de Nederlandse overheid in 2013, binnen de regels van het Stabiliteitspact, geen anticyclisch conjunctuurbeleid kan voeren.

Moet de conjunctuur geremd of gestimuleerd worden?
Wat is daarvan het gevolg voor de overheidsfinanciën?
Kan dat gezien de Europese afspraken?

1

1 (negatieve externe effecten:) overschatting
2 (productie in het zwarte circuit:) onderschatting
3 (vrijwilligerswerk:) onderschatting

2

bij (1) de nominale waarde
bij (2) totale bruto toegevoegde waarde
bij (3) groter

3

nominale verandering bbp: × 100% = 0,36%

 × 100 = 101,07

Mutatie CPI is 1,07%

4

bij (a) 533,2
bij (b) 466,8
bij (c) 214,2
bij (d) 139,1

5

Voorbeeld van een juiste berekening:

  • E − M = 533,2 − 466,8 = 66,4 miljard euro
  • (B − O) + (S − I) = (139,1 − 192,6) + (214,2 − 94,3) = 66,4 miljard euro
6

Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

  • de overheidsuitgaven verhogen
  • de belastingen verlagen
7

Voorbeeld van een juiste berekening is:

  • Het overheidstekort in 2013 bedraagt: 53,5/642,9  × 100% = 8,3% van het bbp
  • Het overheidstekort is dus hoger dan het toegestane percentage van 3% binnen de regels van het Stabiliteitspact