In 2013 werden in een land 3 nieuwe waardepapieren uitgegeven:
| Titel | Nominale waarde | Verwachte uitkering |
|---|---|---|
| Staatsobligatie 01.06.2013 – 01.06.2018 | € 1.000 | 4% rente per jaar |
| Bedrijfsobligatie 01.06.2013 – 01.06.2018 | € 1.000 | 5% rente per jaar |
| Aandelen bedrijf X 01.06.2013 – … | € 1.000 | 6% winstuitkering |
Alle bovenstaande waardepapieren worden op 01.06.2013 goed verkocht.
| 1 | Waarom staat bij het aandeel van bedrijf X geen eindjaar gegeven? |
| 2 | Leg uit waarom alle waardepapieren goed verkocht worden, ondanks de verschillende verwachte rendementen. |
| 3 | Op welke markt worden deze waardepapieren verhandeld? |
In 2014 is de marktrente gestegen tot 5,5%
Henk koopt op 01.06.2014 de staatsobligatie voor een bedrag van € 850. Hij spreekt zelf van ‘een koopje’.
Henk koopt op 01.06.2014 de staatsobligatie voor een bedrag van € 850. Hij spreekt zelf van ‘een koopje’.
| 4 | Hoeveel bedraagt het jaarlijkse rendement op deze belegging voor Henk? |
| 5 | Noem twee redenen waarom de stijging van de marktrente nadelig kan zijn voor de koersontwikkeling van het aandeel van bedrijf X. |