Opgave 1
Hij kan voor de bonnen eten kopen of drank.
De drank kost 2 bon per consumptie. Eten kost 4 bonnen per consumptie.
1 | Teken de budgetlijn die hierbij hoort. (horizontaal eten, verticaal drankjes) |
2 | Wat zijn de opofferingskosten van 1 drankje? |
Opgave 2
Pitertje vindt chips en chocolade erg lekker.
In het snoepwinkeltje waar hij naar toe gaat kost chips € 0,50 per zakje en chocolade € 1.
3 | Teken de budgetlijn die hierbij hoort. (horizontaal chips, verticaal chocolade) |
4 | Wat gebeurt er met de budgetlijn als de prijs van een chocoladereep stijgt? Schets die verandering in de vorige grafiek. |
Opgave 3
De school wil dat geld besteden aan nieuwe beamers in lokalen en/of aan extra excursie’s in de derde klassen.
Een nieuwe beamer kost € 800.
Een excursie kost per klas € 2000.
5 | Teken de budgetlijn die de mogelijke keuzes van de school weergeeft. (horizontaal beamers, verticaal excursies) |
6 | Waarom is een lijn tekenen in dit geval eigenlijk heel raar? |
7 | De school vindt een sponsor die nog € 2000 extra doneert. De school stopt dit geld in het genoemde budget. Wat gebeurt er met de budgetlijn? Schets die verandering in de budgetlijn van vraag 5. |