Een aanbodlijn wordt meestal weergegeven als een rechte lijn. Die lijn stijgt, omdat bij een hogere prijs steeds meer bedrijven in staat en bereid zijn om tegen die prijs te produceren.

Voor het tekenen van een rechte lijn heb je maar twee punten nodig.
Bij de vraaglijn heb je de twee snijpunten met de assen.
De aanbod heb je maar één snijpunt met een as: meestal het snijpunt met de prijs-as.

Het tekenen van een collectieve aanbodlijn

Teken eerst de vraaglijn. De 0-punten van de vraaglijn gebruik je om de assenverdeling te bepalen.

Teken daarna de aanbodlijn:

Stap 1: bereken het 0-punt met de prijs-as.
Dan is Q = 0

Qa = 5P – 25
0 = 5P – 25
-5P = -25 
P = 5
Het punt Q=0, P=5

aanbodlijn tekenen
Stap 2: een tweede punt uitrekenen.

Om een lijn te kunnen tekenen, heb je nog een tweede punt nodig.
Je kunt daarvoor het makkelijkst een prijs nemen tussen het 0-punt (5) uit stap 1 en de maximumwaarde van de vraaglijn (25).

Neem dus bijvoorbeeld:
P = 25
Qa = 5P – 25
Qa = 5 x 25 – 25
Qa = 100 (als P = 25)

Soms past het berekende punt niet in je grafiek. Kies dan een iets lagere waarde voor P en reken je een nieuw punt uit.
aanbodlijn tekenen
Stap 3: teken de lijn en controleer alles door het evenwichtspunt te berekenen.

Nadat je de aanbodlijn hebt getekend, zie je een snijpunt ontstaan. Dat is de prijs die op de markt bij vrije werking van vraag en aanbod zal ontstaan: de evenwichtsprijs (met daarbij behorend de evenwichtshoeveelheid).

Je kunt dit punt ook berekenen. In het snijpunt geldt dat de waarde van Qv gelijk is aan de waarde van Qa

Qv = Qa
-4P + 100 = 5P – 25
-4P -5P = -25 – 100
-9P = -125
P = 13,89 (-125 : -9)

Met P = 13,89 kunnen we met behulp van vraag- en/of aanbodfunctie de bijbehorende hoeveelheid uitrekenen. 
We vullen daartoe 13,89 in voor P.

Qa = 5 x 13,89 – 25 = 44,5
Qv = -4 x 13,89 + 100 = 44,5

aanbodlijn tekenen