Het begrotingstekort is het bedrag waarmee de overheidsuitgaven de overheidsinkomsten in een bepaalde periode overtreffen.
Je zou dus ook kunnen zeggen: het bedrag dat de overheid in een bepaalde periode tekort komt en dus moet lenen.
Bijvoorbeeld:
in 2016 is van de (rijks)overheid bekend dat:
- totale inkomsten € 244 mld
- totale uitgaven € 257,4 mld
Dan heeft de overheid dus een begrotingstekort van € 13,4 mld.
Zij wil € 13,4 mld méér uitgeven dan er binnen komt.
Omdat de overheid geen reserves heeft op een spaarrekening, kan zij alleen méér uitgeven dan er binnen komt door het tekort te lenen op de kapitaalmarkt.
De twee manieren waarop de overheid leent zijn:
Vroeger waren kapitaalmarkten redelijk gesloten: het buitenland had nauwelijks toegang tot nationale kapitaalmarkten. In die tijd leende de overheid dus vooral van mensen uit eigen land. We hadden toen eigenlijk een schuld aan onszelf.
Tegenwoordig zijn kapitaalmarkten open: het buitenland heeft vrije toegang. Nu leent de overheid dus ook veel van buitenlandse personen en instellingen. Wanneer de overheid nu rente moet betalen, zijn we dat (belasting)geld als land dus kwijt.
Toch hebben open kapitaalmarkten behalve risico’s ook voordelen. Er kan veel extra aanbod komen, waardoor de prijs (rente) kan dalen.