De kandidaat kan in contexten analyseren waarom er sprake is van korte termijn schommelingen in economische activiteiten en welke mogelijkheden en grenzen er zijn voor conjunctuurbeleid. Conjunctuurschommelingen laten zich niet gemakkelijk beïnvloeden mede door toedoen van rigiditeiten.
I1 Conjunctuur en conjuncturele verschijnselen | |
---|---|
1.1 | Economische ontwikkeling op korte termijn relateren aan de volgende conjunctuurindicatoren (niveau en veranderingen): |
1.2 | Conjuncturele situaties onderscheiden en deze relateren aan de genoemde conjunctuurindicatoren: |
1.3 | De gevolgen van conjuncturele ontwikkelingen op inflatie / deflatie, werkloosheid, werkgelegenheid en inkomensontwikkelingen. |
I2 Overheid, centrale bank en conjunctuur | |
---|---|
2.1 | De invloed van conjuncturele veranderingen op de overheidsbegroting |
2.2 | Hoe de overheid op de korte termijn de economie kan stimuleren en afremmen |
2.3 | Op welke manier begrotingsbeleid de inflatie / deflatie, werkloosheid, werkgelegenheid en inkomensontwikkelingen beïnvloedt. |
2.4 | Op welke manier een centrale bank het rente-instrument kan inzetten om de inflatie / deflatie te beïnvloeden. |