De kandidaat kan in contexten analyseren dat de keuzes en ruil die plaatsvinden worden gecoördineerd via de markt. Prijsvorming is het coördinatiemechanisme waarmee vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. De manier waarop prijsvorming plaatsvindt, is afhankelijk van de marktstructuur (marktvormen) en heeft gevolgen voor toetreding, welvaart en economische politiek.

1 = alléén grafisch onderbouwen, 2 = alléén rekenkundig onderbouwen.
1,2 = kunnen grafische en rekenkundige vaardigheden toegepast worden op de betreffende eindterm.

D1: Vraag en Aanbod

De kandidaat kan in de context herkennen en toepassen:

  • De wijze waarop consumenten een maximaal verschil nastreven tussen de te betalen prijs en de betalingsbereidheid (de prijs die de consument maximaal bereid is te betalen). 1

  • Marktevenwicht (evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid) dat ontstaat als vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. 1,2

  • Omzet als de vermenigvuldiging van prijs met hoeveelheid (afzet). 2

  • Factoren waardoor de vraag- en/of aanbodcurve kunnen veranderen. 1,2

  • Het vraaggedrag van consumenten bij prijsveranderingen en inkomensveranderingen, alsmede hoe dit in prijselasticiteit en inkomenselasticiteit (beide segmentelasticiteit) tot uitdrukking komt. 2

  • Effecten van substitutie en complementariteit van goederen op het koopgedrag van consumenten (alleen beredeneren). 1,2

  • Het verband tussen de aard van normale, inferieure en luxe goederen en de hoogte van de inkomenselasticiteit. 2

  • Marginale kosten en de marginale opbrengsten in relatie tot winstvraagstukken. 2

  • Winstgevende / verliesgevende uitbreiding van productie, wanneer de marginale kosten lager / hoger zijn dan de marginale opbrengsten. 2

D2: Toetreding

De kandidaat kan in de context herkennen en toepassen:

  • De onderverdeling van totale kosten in vaste kosten en variabele kosten.

  • Winst voor een producent indien de totale opbrengsten hoger zijn dan de totale kosten. 2

  • Het break even punt (totale opbrengsten = totale kosten) als belangrijk omslagpunt bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt. 1,2

D3: Marktstructuur

De kandidaat kan in de context herkennen en toepassen:

  • Maximale (totale) winst en de wijze waarop producenten hiernaar streven in een markt van volkomen concurrentie. 2
  • Maximale (totale) winst en de wijze waarop een producent hiernaar streeft als sprake is van een monopolie-positie.
  • Maximale (totale) winst en de wijze waarop producenten hiernaar streven in een markt van monopolistische concurrentie.
  • Maximale (totale) winst en de wijze waarop producenten hiernaar streven als er sprake is van een oligopolie.
  • Prijsdiscriminatie als een vorm van prijsbeleid waarmee een monopolist een deel van het totale consumentensurplus kan afromen. 1

D4: Welvaart en economische politiek

De kandidaat kan in de context herkennen en toepassen:

  • De wijze waarop consumenten en producenten streven naar een maximaal consumentensurplus (het verschil tussen de betalingsbereidheid en de te betalen prijs) respectievelijk producentensurplus (het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen men het goed wil aanbieden). 1

  • Inefficiënte uitkomsten die het gevolg zijn van het mechanisme van vraag en aanbod. 1

  • Het ingrijpen van de overheid met behulp van prijsregulering: minimumprijzen en maximumprijzen. 1,2

  • Het bewaken en eventueel ingrijpen door de overheid met behulp van toezichthouders op verschillende markten.

  • Effecten van octrooien en patenten op marktgedrag en marktresultaat.