Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede daardoor zijn de verschillen tussen de primaire inkomens van de mensen in dit land groter geworden.

1 Leg uit dat de verschillen tussen de primaire inkomens groter kunnen worden als de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties.

Wie heeft vooral het geld om te beleggen: rijke om ‘arme’ mensen?

In dit land is in een bepaald jaar het totale primaire inkomen € 600 miljard. In de onderstaande figuur zijn de primaire en de secundaire personele inkomensverdeling weergegeven. De inkomensgroepen I tot en met IV zijn gerangschikt van laag naar hoog primair inkomen. Het aantal personen is in elke groep even groot.

Uit de figuur blijkt dat het totale primaire inkomen van inkomensgroep III gelijk is aan het totale secundaire inkomen van die groep.

2 Leg uit dat het primaire inkomen van een inkomensgroep gelijk kan zijn aan het secundaire inkomen van die groep.

Primair inkomen = inkomen uit levering van productiefactoren.
Secundair inkomen = inkomen na belasting/premies en inkomensafhankelijke uitkeringen.

Het primaire inkomen van de hoogste inkomensgroep is 14 keer zo groot als het primaire inkomen van de laagste inkomensgroep.

3 Zijn in dit land de inkomensverschillen bij het primaire inkomen groter of kleiner dan de inkomensverschillen bij het secundaire inkomen? Licht het antwoord toe.

Bereken het verschil in secundair inkomen tussen groep I en IV en vergelijk dat met de gegeven ‘14’.

Op basis van de figuur kan de lorenzcurve van de primaire inkomensverdeling worden getekend. Daarvoor is de onderstaande tabel gedeeltelijk ingevuld.

inkomensgroep % personen (cumulatief) % primair inkomen (cumulatief)
I 25 4,2
II 50 …(a)…
III 75 41,7
IV 100 100
4 Bereken het percentage dat bij (a) moet worden ingevuld.

Op basis van de grafiek (en de tekst erboven) kun je het inkomensaandeel van groep II uitrekenen.
Denk eraan dat de gegevens in de Lorenzcurve cumulatief zijn.

1

Een antwoord waaruit blijkt dat mensen met een hoog (primair) inkomen meer kunnen beleggen dan mensen met een laag (primair) inkomen zodat het inkomen uit vermogen overwegend toevalt aan mensen met een hoog (primair) inkomen.

2

Uit het antwoord moet blijken dat het bedrag van de (betaalde) directe belastingen en sociale premies gelijk kan zijn aan het bedrag van de (ontvangen) sociale uitkeringen.

3

Groter.
Voorbeelden van een juiste toelichting zijn:

  • Een toelichting waaruit blijkt dat het secundaire inkomen van de hoogste inkomensgroep slechts 5 keer zo groot is als het secundaire inkomen van de laagste inkomensgroep.
  • Een toelichting waaruit blijkt dat het secundaire inkomen van de lagere inkomensgroepen hoger is dan hun primaire inkomen, terwijl het secundaire inkomen van de hoogste inkomensgroep lager is dan het primaire inkomen van die groep.
4

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

inkomensaandeel: (75/600) × 100% = 12,5%

cumulatief inkomensaandeel: 4,2 + 12,5 = 16,7

Opmerking: een andere juiste manier van afronden ook goed rekenen.