Schierland is een eiland op drie kwartier varen van het vasteland. De eilanders leven vooral van het toerisme. Het aantal toeristen per dag is afhankelijk van het seizoen. Voor hun dagelijkse boodschappen zijn de eilanders en de toeristen afhankelijk van de op Schierland gevestigde aanbieders. Op het eiland zijn één bakker, één kapper, één supermarkt en twee fietsverhuurders. De supermarkt heeft geen brood in het assortiment.
Bakker Van de Wal bakt dagelijks brood. Hij stelt per seizoen een prijs per brood vast waarbij de winst maximaal is. De bakker maakt onderscheid tussen laagseizoen, middenseizoen en hoogseizoen: zie bron 1.

bron 1 – vraag naar brood per dag, marginale opbrengst en marginale kosten

De vraag naar brood per dag (Qv) en de marginale opbrengst (MO) zijn verschillend per seizoen: hoog, midden of laag.

  Vraag naar brood
laagseizoen Qv = -2000P + 4.600
middenseizoen Qv = -2000P + 5.000
hoogseizoen Qv = -2000P + 5.400

P = prijs per brood in euro’s
Q = aantal broden per dag
De marginale kosten bedragen € 1,50.

havo2013_10

Gebruik bron 1 bij de vragen 1, 2 en 3.

1

Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.

Op de markt voor brood is er op Schierland sprake van de marktvorm …(1)….
Bij de overgang van het middenseizoen naar het hoogseizoen neemt de vraag naar brood …(2)….
In het laagseizoen rekent de bakker per brood een …(3)… prijs dan in het hoogseizoen.

Kies uit:

  • bij (1) monopolie / monopolistische concurrentie / oligopolie
  • bij (2) af / toe
  • bij (3) hogere / lagere
 

Hoeveel aanbieders van brood zijn er op het eiland?
Wanneer de vraag naar een product toeneemt, wil dat zeggen dat de consumenten een grotere betalingsbereidheid hebben.

2 Toon aan dat in het middenseizoen de winst van bakker Van de Wal maximaal is bij een prijs van € 2 per brood.  
 

Maximale winst wordt behaald bij de productie-omvang waarbij geldt: MO=MK.
De vraagfunctie beschrijft het verband tussen hoeveelheid en prijs.

Op een dag in het hoogseizoen verkoopt de bakker 1.200 broden.

3 Bereken hoe groot het verschil in omzet per dag voor de bakker is tussen het middenseizoen en het hoogseizoen.
 

Omzet = Prijs × Hoeveelheid
De vraagfunctie beschrijft het verband tussen hoeveelheid en prijs.

De twee fietsverhuurders op het eiland, Remkens en Ketting, rekenen beiden een tarief van € 5 per dag per fiets. Remkens en Ketting overwegen beiden een verhoging van dit tarief met één euro. Ze hebben geen overleg. De matrix in bron 2 laat de winstverwachtingen zien bij twee opties: handhaving van het huidige tarief of verhoging van het tarief met één euro.

bron 2 – prijsconcurrentie tussen aanbieders van fietsverhuur (pay-off matrix)

  Ketting
 tarief niet verhogen tarief wel verhogen
Remkens tarief niet verhogen 10 , 10 14 , 6
tarief wel verhogen  6 , 14 12 , 12

Elk getal is een winstbedrag in duizenden euro’s per maand.

Gebruik bron 2 bij de vragen 4 en 5.

4 Leg uit welke optie Ketting zal kiezen. Maak daarbij gebruik van de winstcijfers uit bron 2.
 

Hoe kan Ketting de meeste winst maken als Remkens zijn tarief niet verhoogt?
Hoe kan Ketting de meeste winst halen als Remkens zijn tarief wél verhoogt?

5 Kunnen beide fietsverhuurders op basis van de matrix hun winst vergroten door een prijsafspraak te maken? Verklaar het antwoord.
 

Zonder afspraak is voor beiden de dominante strategie om de prijs niet te verhogen. Ze halen dan een winst van ’10’.

1

bij (1) monopolie
bij (2) toe
bij (3) lagere

2

MO = MK
MO midden is gelijk aan 1,5 bij Q = 1,0 → 1.000 broden

Vul  Q = 1000  in de vraagvergelijking in:
Qv = -2000P + 5.000
1000 = -2000P + 5000
2000P = 5000 – 1000
2000P = 4000
P = 2

3

Omzet Middenseizoen:

P = € 2
Q = 1000    →  Omzet = € 2000

Omzet Hoogseizoen:

Q = 1200
1.200 = −2.000P + 5.400 → P = 2,10
Omzet = € 2520

Verschil omzet = € 520

4

Een antwoord waaruit blijkt dat Ketting het tarief niet verhoogt, omdat ongeacht de keuze van Remkens, de winst voor Ketting hoger zal zijn dan bij wel verhogen (respectievelijk 14 tegen 12 als Remkens wel verhoogt en 10 tegen 6 als Remkens niet verhoogt).

5

ja
Uit de verklaring moet blijken dat als beide fietsverhuurders afspreken hun tarief te verhogen (met 1 euro) de winst per maand voor ieder € 12.000 zal zijn in plaats van € 10.000 / voor ieder € 2.000 hoger zal zijn.