Bij geldschepping neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid toe.

Wanneer de maatschappelijke geldhoeveelheid afneemt, spreken we van geldvernietiging.

Geldschepping kan drie manieren. Via:

  1. Transformatie
  2. Substitutie
  3. (Girale) Kredietverlening door banken (= lenen publiek bij de bank)

Als de toename van de maatschappelijke geldhoeveelheid de groei van de productie overtreft, is de kans groot dat de inflatie toeneemt.
Wanneer er te weinig geldschepping plaatsvindt, kan dat de bestedingen en daardoor economische groei juist afremmen.

Transformatie

Hierbij wordt ‘bijna geld’ omgezet in geld (M).
Bijvoorbeeld doordat er geld van een spaarrekening wordt overgeboekt naar een betaalrekening, of doordat iemand na vakantie zijn laatste dollars omwisselt in euro’s.

Op grotere schaal is er sprake van geldschepping door transformatie, wanneer het land een overschot heeft op de betalingsbalans.
In dat geval komt er meer geld het land in, dan eruit gaat. De vreemde valuta worden (uiteindelijk) bij de centrale bank omgezet in eigen valuta die meetellen bij de maatschappelijke geldhoeveelheid.

Substitutie

Hiervan is sprake als giraal geld wordt omgezet in chartaal geld (of andersom).
Bijvoorbeeld wanneer iemand € 100 pint uit een geldautomaat. Hij krijgt dan chartaal geld dat op dat moment van zijn betaalrekening wordt afgeboekt.

De totale geldhoeveelheid neemt nu niet toe. Alleen de verhouding tussen de hoeveelheid chartaal geld en giraal geld veranderd.

Door de opkomst van het elektronisch betalingsverkeer, wordt er steeds minder chartaal geld gebruikt.

Girale kredietverlening door banken

Kredietverlening door banken is zonder twijfel de belangrijkste bron van geldschepping.

In zo’n geval wordt door de bank bij kredietverlening ‘nieuw giraal geld’ bijgeschreven op de betaalrekening van de klant.
De bank kan dit girale geld zelf maken, omdat de bank weet dat geld slechts zeer beperkt contant wordt opgehaald. Op die manier kan de bank overtollige liquide middelen dus méér dan 1× uitlenen.

Stel dat een bank weet dat een liquiditeitspercentage van 7,5% voldoende is om aan chartale opvragingen te kunnen voldoen.
En dat deze bank 400 aan liquide middelen heeft.

 Activa

 Balans Algemene Bank (x mln)

 Passiva

liquide middelen

 400
 

7,5%

Betaalrekeningen
 

2000
??

100%

We kunnen dan uitrekenen hoeveel geld er maximaal op de betaalrekeningen mag staan met de beschikbare liquide middelen:

liquiditeitspercentage7 

Er mag dus maximaal 5.333,3 op de betaalrekeningen staan. Dan voldoet de bank nog nét aan de 7,5%-eis.
Er stonden al tegoeden van klanten voor 2.000.

Er is dus ruimte om 3.333,3 extra giraal geld te creëren door kredietverlening.
In dat geval zal op de bankbalans:

  • de post betaalrekeningen toenemen met 3.333,3 (het geleende bedrag wordt bijgeschreven op de rekening van de klant)
  • de post debiteuren toenemen met 3.333,3 (het geleende bedrag moet later worden terug betaald)

 

 Activa

 Balans Algemene Bank (x mln)

 Passiva

Kas
Tegoed CentraleBank

 100
300

Betaalrekeningen
(rekening courant tegoeden)

 5.333,3

Debiteuren

3.333,3

 

 

Door de kredietverlening geldt nu: liquiditeitspercentage8 

Girale kredietverlening is voor de bank dus zeer aantrekkelijk.
Het vereist wel veel zelfbeheersing van de bank en controle door de Centrale Bank om ervoor te zorgen dat dit systeem zichzelf niet opblaast. Dat zou ons vertrouwen in het geld ernstig beschadigen.