Elke inwoner van Nederland heeft vanaf 65-jarige leeftijd recht op een AOW-uitkering. Daarnaast ontvangen werknemers die (verplicht) aangesloten zijn bij een pensioenfonds, een pensioeninkomen als ze vanaf een bepaalde leeftijd stoppen met werken. De hoogte van dit pensioeninkomen is mede afhankelijk van de betaalde premie en van het aantal jaren dat de werknemer premie heeft betaald.

In 2010 maken overheid, bedrijven en gezinnen zich grote zorgen over de financiering van het Nederlandse pensioenstelsel. Pensioenfondsen kunnen door verschillende oorzaken geen garantie meer geven over de hoogte van het (toekomstig) pensioeninkomen. Het rendement dat deze pensioenfondsen behalen op hun belegd vermogen wordt steeds onzekerder, ook al beleggen zij een groot deel van het ingelegde geld in obligaties met een vaste rente.

1

Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.

De pensioenvoorziening door pensioenfondsen vindt in Nederland plaats op basis van het …(1)…. Het vermogen van een pensioenfonds is een …(2)… en maakt onderdeel uit van de …(3)… van het pensioenfonds.
Kies uit:

  • bij (1) kapitaaldekkingsstelsel / omslagstelsel / progressief stelsel
  • bij (2) stroomgrootheid / voorraadgrootheid
  • bij (3) balans / resultatenrekening
Kapitaaldekking = ‘eigen’ pensioen sparen via pensioenfondsen
Omslagstelsel = werkenden betalen gedurende een jaar de uitkeringen voor dat jaar
Progressief = naarmate inkomen stijgt, betaal je relatief meer.

Stroomgrootheden worden gemeten gedurende een bepaalde periode.
Voorraadgrootheden meet je op een bepaald moment.

Tijdens een debat wijzen economen verschillende oorzaken aan voor het probleem van de onbetaalbaarheid van de pensioenaanspraken (nominale pensioeninkomens die werknemers verwachten te ontvangen):

  • Sluijper:
    “Dalende koersen van aandelen en obligaties zijn slecht voor het rendement van de beleggingen van de pensioenfondsen.”
  • Top:
    “Dat kan best zijn, maar de belangrijkste oorzaak voor de onbetaalbaarheid van de huidige en toekomstige pensioenaanspraken is de vergrijzing. De pensioenleeftijd moet omhoog.”

bron 6 – totale vermogen pensioenfondsen van enkele landen
in procenten van het bruto binnenlands product 2010

havo2012_21

bron 7 – enkele gegevens van Spanje en Nederland in 2010

Land Bruto Binnenlands Product
per hoofd van de bevolking (in €)
Bevolkingsomvang
(miljoen personen)
Spanje (SP) 24.281 46,95
Nederland (NL) 36.914 16,66

Gebruik bron 6 en bron 7.

2 Laat met een berekening zien dat Nederland in 2010 per inwoner een veel groter pensioenvermogen heeft opgebouwd dan Spanje.
 
Lees goed wat de getallen uit bron 6 voorstellen.
Met behulp van bron 7 kun je het totale BBP uitrekenen.

Stel een pensioenfonds behaalt op een belegging met een looptijd van tien jaar een nominaal rendement van 0% over het belegd vermogen.

3 Laat met een berekening zien dat één procent inflatie per jaar in dat geval leidt tot een daling van 9,5% van de reële waarde van het pensioenvermogen.
 

Top komt met een voorstel voor de oplossing van het probleem van het dreigende vermogenstekort bij de pensioenfondsen: “De leeftijd waarop werknemers recht hebben op een pensioen moet, net als de AOW-leeftijd, verhoogd worden naar 67 jaar. Dat zit zó: ………….”.

4 Schrijf het vervolg van dit voorstel van Top.
Maak daarbij gebruik van de volgende begrippen met betrekking tot pensioenfondsen:

  • inkomsten van pensioenfondsen;
  • uitgaven van pensioenfondsen;
  • garantie op voldoende pensioen in de toekomst.

Gebruik ongeveer 75 woorden.

 
De pensioenleeftijd verhogen betekent voor mensen dat zij langer moeten werken en minder lang pensioen ontvangen…
1 bij (1) kapitaaldekkingsstelsel
bij (2) voorraadgrootheid
bij (3) balans
2 NL, per inwoner: 1,298 × € 36.914 = € 47.914,37
SP, per inwoner: 0,081 × € 24.281 = € 1.966,77

maar het kan ook zo:

NL:
totale vermogen: 1,298 × 16,66 mln × € 36.914 = € 798,25 mld
per inwoner € 798,25 mld : 16,66 mln = € 47.914,37

SP:
totale vermogen: 0,081 × 46,95 mln × € 24.281 = € 92,34 mld
per inwoner € 92,34 mld : 46,95 mln = € 1.966,77

3 Nominaal: 100 (blijft gelijk)
Prijzen: 1,0110 = 1,1046  → PIC = 110,46

 

form_ricnicpic

RIC = 90,5

100 − 90,5 = 9,5% daling

4 Als de pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar zullen:

  • de inkomsten voor het pensioenfonds stijgen, want de werknemers betalen twee jaar langer premie
  • de uitgaven voor het pensioenfonds dalen, want het aantal jaren dat een pensioeninkomen moet worden betaald aan de ex-werknemers neemt met twee af (gegeven een gelijke levensverwachting)
  • en daardoor kan het pensioenfonds meer garantie geven op een voldoende pensioen, omdat er meer pensioenvermogen wordt opgebouwd voor (naar verhouding) lagere toekomstige verplichtingen