Neem onderstaande zinnen helemaal over en maak ze af.
Door het opschrijven van de hele zin zul je het beter kunnen onthouden.
Kennen
Kunnen
25 |
Je moet de netto toegevoegde waarde van bedrijven kunnen uitrekenen. Stel dat je de volgende gegevens van een bedrijf hebt:
|
||||||||||
26 |
Je moet bruto binnenlands product en netto binnenlands product kunnen uitrekenen. Stel dat je de volgende gegevens van een land weet:
|
||||||||||
27 |
Je moet de verandering van het nominale- en reële BBP per hoofd van de bevolking kunnen uitrekenen. Stel dat de volgende gegevens bekend zijn:
|
||||||||||
28 |
Je moet een kringloopschema kunnen analyseren.
|
||||||||||
29 |
Je moet de verschillende saldi kunnen bepalen. Bijvoorbeeld aan de hand van een kringloopschema. Neem voor de volgende vragen het kringloopschema van vraag 28.
|
||||||||||
30 |
Je moet een Lorenzcurve kunnen tekenen (en kunnen aflezen). Stel dat de volgende gegevens bekend zijn:
|
||||||||||
31 |
Je moet kunnen uitleggen of een maatregel nivellerend of denivellerend werkt. Leg van elke maatregel uit of deze nivellerend werkt, denivellerend werkt of géén invloed heeft op de personele inkomensverdeling:
|
||||||||||
32 |
Je moet de inkomstenbelasting van iemand kunnen uitrekenen. Gegeven de inkomenssituatie van iemand en de geldende tarieven van box 1:
|
||||||||||
33 |
Je moet aan de hand van ontwikkelingen in de loonkosten per werknemer en de arbeidsproductiviteit uitspraken kunnen doen over de verandering van de concurrentiepositie. Stel dat de volgende gegevens verzameld zijn over het afgelopen jaar:
|