Opgave 1

1

Teken in één grafiek:

  • TO = 75q
  • TK = 35q + 30.000
  • bij een productiecapaciteit van 2.000 stuks
2

Teken in één grafiek:

  • TO = 5.000q
  • TK = 2.000q + 1.000.000
  • bij een productiecapaciteit van 500 stuks

Opgave 2

Een producent op een markt van volkomen concurrentie kan zijn product verkopen voor € 15.

Het bedrijf heeft de volgende constante kosten per week:

  • Huur € 1200
  • Afschrijvingen machines € 400
  • Rentelasten € 250

Daarnaast heeft het bedrijf de volgende variabele kosten per product:

  • Loonkosten € 5
  • Grond- en hulpstoffen € 2
  • Verpakking en verzendkosten € 1

Het bedrijf kan maximaal 500 producten per week maken.

3 Stel een totale kostenfunctie op voor dit bedrijf.
4 Stel een totale opbrengstenfunctie op voor dit bedrijf.
5 Teken in één grafiek de TK-lijn en de TO-lijn.

Opgave 3

Een producent op een markt van volkomen concurrentie heeft proportioneel variabele kosten.
Van dit bedrijf zijn de volgende gegevens bekend:

  2014 2015
Totale opbrengst ? vraag 7 ? € 221 mln.
Totale kosten € 120 mln. € 130 mln.
(Evenwichts)prijs € 125 € 130
Afzet 1,5 mln. ? vraag 8 ?
6 Wat zijn proportioneel variabele kosten?
7 Bereken de omzet van het bedrijf in 2014.
8 Bereken de afzet van het bedrijf in 2015.
9 Bereken de variabele kosten per product.
10 Bereken de totale constante kosten van het bedrijf.
11 Stel een TO-functie en een TK-functie op voor het bedrijf voor het jaar 2015.
12 Teken deze twee lijnen in één grafiek.
(neem als productiecapaciteit 2 mln. stuks)

Opgave 1

1

Op de horizontale as staat altijd de productiehoeveelheid. In dit geval wordt die maximaal 2000.
Op de verticale as staan de euro’s. De TO-lijn wordt het hoogste → die bepaald dus de assenverdeling verticaal.

Het zijn allebei rechte lijnen. Dus twee punten uitrekenen is genoeg. Bijvoorbeeld bij 0 producten en bij 2000 producten.

TO&TK_1

2

Op dezelfde manier als bij vraag 1, maar nu horizontaal maximaal 500 producten.

kosten en opbrengsten tekenen

Opgave 2

3

De totale constante kosten zijn € 1850
De variabele kosten per product zijn € 8

De totale kosten zijn een optelsom van variabele en constante kosten:
TK = 8q + 1850

4

Het bedrijf krijgt € 15 voor elk product.

De totale opbrengst (omzet) is dus:
TO = 15q

5

Op de horizontale as staat altijd de productiehoeveelheid. In dit geval wordt die maximaal 500.
Op de verticale as staan de euro’s. De TO-lijn wordt het hoogste → die bepaald dus de assenverdeling verticaal.

Het zijn allebei rechte lijnen. Dus twee punten uitrekenen is genoeg. Bijvoorbeeld bij 0 producten en bij 500 producten.

kosten en opbrengsten tekenen 2

Opgave 2

6

Proportioneel variabele kosten wil zeggen dat de variabele kosten rechtevenredig toenemen met de productieomvang.
Dat komt omdat de variabele kosten per product steeds hetzelfde bedrag zijn bij elke productieomvang.

7

Omzet = prijs × afzet
Omzet = € 125 x 1,5 mln stuks = € 187,5 mln

8

Omzet = prijs × afzet
€ 221 mln = € 130 × afzet

afzet = 1,7 mln. stuks

9

In 2014 maakte het bedrijf 1,5 mln. producten en waren de totale kosten € 120 mln.
In 2015 maakte het bedrijf 1,7 mln. producten en waren de totale kosten € 130 mln.

Wanneer je meer gaat produceren, komen er alleen variabele kosten bij. De constante kosten zijn een vast bedrag.
In dit geval is het bedrijf 200.000 producten méér gaan produceren en kwamen er € 10 mln. aan (variabele) kosten bij.

Dat is dus € 50 per product:
gem_var_kst_1

10

Wanneer het bedrijf € 50 aan variabele kosten in elk product heeft zitten, dan zijn de totale variabele kosten bij 1,7 mln. producten:
1,7 mln stuks × € 50 = € 85 mln.

De totale kosten bestaan voor een deel uit variabel en een deel uit constante kosten.
Het totaal is € 130 mln. Daarvan is dus € 85 mln. variabele kosten. De rest moeten dus constante kosten zijn:
€ 130 mln. – € 85 mln. = € 45 mln.

De totale constante kosten zijn dus € 45 mln.

11

In 2015 geldt:

  • TO = 130q
  • TK = 50q + 45 mln.
12

Dan ziet de grafiek er ongeveer zo uit:

TO&TK_4