Opgave 1

Een land kent de volgende personele inkomensverdeling:

Bevolkingsdeel
Primair inkomen
(in % van het totaal per bevolkingsgroep)
Secundair inkomen
(in % van het totaal per bevolkingsgroep)
20%
20%
20%
20%
20%
6%
9%
20%
25%
40%
10%
15%
20%
25%
30%
1

Teken op het ruitjesblad (in 1 grafiek) de beide Lorenzcurven. (neem zowel horizontaal als verticaal 1 cm = 10%)

2

Leg uit op hoe het Nederlandse systeem van inkomstenbelasting een nivellerende werking heeft.

3

Hoe zorgt de overheid nog meer voor nivellering van inkomens (behalve met de inkomstenbelasting)?

Opgave 2

Van een land zijn de volgende gegevens over de personele inkomensverdeling verzameld:

Bevolkinggroep
Primair inkomen
(gemiddelde inkomen in deze bevolkingsgroep)
Secundair inkomen
(gemiddelde inkomen in deze bevolkingsgroep)
A
B
C
D
E
€ 10.000
€ 22.000
€ 55.000
€ 95.000
€ 250.000
€ 18.000
€ 28.000
€ 50.000
€ 85.000
€ 190.000
De bevolkingsgroepen zijn van gelijke omvang.

4

Maak een tabel met de benodigde percentages die nodig zijn om een Lorenzcurve van de primaire en van de secundaire inkomensverdeling te kunnen tekenen.

5

Teken op het ruitjesblad (in 1 grafiek) de beide Lorenz-curven. (neem zowel horizontaal als verticaal 1 cm = 10%)

Opgave 1

1

Maak eerst de gegevens percentages cumulatief:

Bevolkingsdeel
Primair inkomen
Secundair inkomen
20%
40% (20+20)
60% (40+20)
80% (60+20)
100% (80+20)
6%
15% (6+9)
35% (6+9+20)
60% (6+9+20+25)
100% (6+9+20+25+40)
10%
25% (10+15)
45% (25+20)
70% (45+25)
100% (70+30)
Teken dan de Lorenzcurve met behulp van deze coördinaten:

antw_inkverd_n1_2

2

Door de progressie van de inkomstenbelasting: hoe hoger het inkomen, hoe groter het deel dat men moet afstaan aan belasting (=hoe hoger het belastingpercentage).

Hierdoor moeten de rijkere mensen in verhouding een groter deel van hun inkomen inleveren dan armere mensen. Daardoor worden de inkomensverschillen tussen arm en rijk kleiner.

3

De overheid geeft subsidies en uitkeringen die afhankelijk zijn van de hoogte van het inkomen.
Deze bedragen krijgen vooral/alleen de mensen met een lager inkomen.

Daardoor worden de inkomensverschillen tussen arm en rijk kleiner.

Opgave 2

4
niet-cumulatief
cumulatief
 
PRIM
SEC
 
PRIM
SEC
Bevolking
Inkomen
Inkomen
Bevolking
Inkomen
Inkomen
20,00
2,31
4,85
20
2
5
20,00
5,09
7,55
40
7
12
20,00
12,73
13,48
60
20
26
20,00
21,99
22,91
80
42
49
20,00
57,87
51,21
100
100
100
100
100
100
  
   
 

alle getallen zijn percentages!

5 antw_inkverd_n1_3