Opgave 1

Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van volkomen concurrentie.

Qv = – 4P + 1.000
Qa = 10P – 500
waarbij geldt:
P = prijs in euro’s
Q = hoeveelheid in stuks per dag
1 Bereken de totale dagomzet op deze markt.
2 Teken dit marktmodel in een grafiek.
3 Arceer het consumentensurplus.
4 Arceer het producentensurplus.

Opgave 2

Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van volkomen concurrentie.

Qv = – 8P + 1.000
Qa = 10P – 250
waarbij geldt:
P = prijs in euro’s
Q = hoeveelheid in mln. stuks
5 Bereken de totale omzet op deze markt.
6 Teken dit marktmodel in een grafiek.
7 Arceer het consumentensurplus.
8 Arceer het producentensurplus.

Opgave 1

1

Bereken het evenwichtspunt:

Qv = Qa
– 4P + 1.000 = 10P – 500
-14P = -1.500
P ≈ 107,14

Vul daarna de prijs in vraag- of aanbodlijn in om de hoeveelheid uit te rekenen:

Qv = – 4P + 1.000 = – 4×107,14 + 1.000 ≈ 571 
Qa = 10P – 500 = 10×107,14 – 500 ≈ 571

Omzet = prijs × hoeveelheid
Omzet = € 107,14 × 571 stuks = € 61.176,94

2

opgave_msplStap 1: Reken de 0-punten van de vraaglijn uit:

P = 0 → Qv = 1000
Qv = 0 → P = 250

Stap 2: Verdeel de assen en teken de vraaglijn.

Stap 3: Bereken het startpunt van de aanbodlijn en één ander punt:

Qa = 0 → P = 50
P = 150 → Qa = 1000

Stap 4: Teken de aanbodlijn.

3 Consumentensurplus: alles wat producenten méér bereid zijn om te betalen dan de geldende marktprijs (groene vlak).
4 Producentensurplus: alles wat producenten méér verdienen dan ze minimaal willen verdienen aan het product (oranje vlak).

Opgave 2

5

Bereken het evenwichtspunt:

Qv = Qa
– 8P + 1.000 = 10P – 250
– 18P = -1.250
P ≈69,44

Vul daarna de prijs in vraag- of aanbodlijn in om de hoeveelheid uit te rekenen:

Qv = – 8P + 1.000 = – 8×69,44 + 1.000 = 444,5 (mln. stuks)
Qa = 10P – 250 = 10×69,44 – 250 = 444,5 (mln. stuks)

Omzet = prijs × hoeveelheid
Omzet = € 69,44 × 444,5 mln. stuks = € 30,87 mld.

6

opgave_mspl2Stap 1: Reken de 0-punten van de vraaglijn uit:

P = 0 → Qv = 1000
Qv = 0 → P = 125

Stap 2: Verdeel de assen en teken de vraaglijn.

Stap 3: Bereken het startpunt van de aanbodlijn en één ander punt:

Qa = 0 → P = 25
P = 125 → Qa = 1000

Stap 4: Teken de aanbodlijn.

7 Consumentensurplus: alles wat producenten méér bereid zijn om te betalen dan de geldende marktprijs (groene vlak).
8 Producentensurplus: alles wat producenten méér verdienen dan ze minimaal willen verdienen aan het product (oranje vlak).