Wanneer we met de lijnen in een marktmodel beschrijven hoe vraag of aanbod reageert op de prijs, gaan we er van uit dat andere factoren die óók invloed hebben op vraag of aanbod gelijk blijven.
Wanneer één van deze factoren verandert, dan geldt de oude lijn niet meer.
We krijgen dan een nieuwe lijn die evenwijdig aan de oude loopt. De oude lijn verschuift dus evenwijdig naar links of naar rechts.
De vraaglijn
Een collectieve vraagfunctie beschrijft hoeveel de vraag naar een product is bij een bepaalde prijs.
Bijvoorbeeld:
Qv = -2P + 40
Bij het tekenen van een vraaglijn, tekenen we de betalingsbereidheid van de consumenten.
Opvallend is dat we daarbij alleen kijken naar het effect van de prijs van het product op de vraag.
Maar de vraag niet alleen afhankelijk is van de prijs.
De vraag is óók afhankelijk van:
Verschuiving van de lijn
Bij het opstellen van de vraaglijn/vraagfunctie worden al deze factoren constant verondersteld.
We beschrijven dan hoe de vraag is bij verschillende prijzen met een gegeven aantal consumenten die een vast inkomen hebben, terwijl alle andere prijzen niet veranderen, enz..
Je zou kunnen zeggen dat die vaste gegevens in het getal ‘+ 40’ in de vergelijking zijn opgenomen.
De aanbodlijn
Een collectieve aanbodfunctie beschrijft hoeveel aanbod er van een product is bij een bepaalde prijs.
Bijvoorbeeld:
Qa = 5P – 25
Maar het aanbod van producenten is niet alleen afhankelijk van de hoogte van de prijs.
Het aanbod is ook afhankelijk van :
Verschuiving van de lijn
Bij het opstellen van de aanbodlijn/aanbodfunctie worden al deze factoren constant verondersteld.
We beschrijven dan hoe het aanbod is bij verschillende prijzen met een gegeven aantal producenten die te maken hebben met vaste inkoopkosten, een gegeven stand van de techniek, enz..
Je zou kunnen zeggen dat die vaste gegevens in het getal ’- 25’ in de vergelijking zijn opgenomen.