Een welvaartsvaste uitkering houdt in dat het bedrag van de uitkering met hetzelfde percentage verhoogd wordt als de gemiddelde lonen in een land, zodat de welvaartsverhouding constant blijft.

Stel dat mensen met een baan jaarlijks 5% salaris erbij krijgen, terwijl de inflatie 2% is. Mensen met een baan gaan er dus jaarlijks flink in koopkracht op vooruit. Zij kunnen zich steeds meer luxe veroorloven.
Stel dat de overheid de uitkeringen jaarlijks aanpast aan de inflatie. Dat klinkt heel redelijk, want dan kunnen mensen met een uitkering ieder jaar hetzelfde blijven kopen.

In deze situatie zullen mensen met een baan dus steeds meer luxe kunnen kopen, terwijl mensen met een uitkering dat níet kunnen. Het verschil in welvaart neemt dus steeds toe.
Wanneer dat beperkt gebeurt, kan dat een positief gevolg hebben: mensen worden gestimuleerd om een baan te zoeken (maar die is er niet altijd!).

Maar hoe ziet dat eruit als je zoiets over een periode van 50 jaar bekijkt?
Bedenk eens wat iemand met een baan 50 jaar geleden kon kopen. Wanneer jouw koopkracht op dit moment zich zou beperken tot het niveau van 50 jaar geleden, zou jij je straatarm voelen.
Zo’n grote welvaartsverschillen kunnen gemakkelijk tot sociale onrust leiden.

Om te voorkomen dat welvaartsverschillen té groot worden is het dus van belang dat uitkeringen en lonen met hetzelfde percentage toenemen ( = welvaartsvast).