De wisselkoers is de prijs van een bepaalde munt, uitgedrukt in een andere valuta.
Een koers van de euro van $0,98 betekent dat de prijs van 1 euro 98 dollar-cent bedraagt.

De wisselkoers van een munt komt tot stand door vraag en aanbod op de valutamarkt.

Valutamarkt

 

De valutamarkt
Vraag

?
Vragers op de valutamarkt zijn alle buitenlandse partijen die de valuta nodig hebben om in het betreffende land iets te kunnen kopen / te kunnen beleggen / te kunnen investeren.

Hoeveel er gevraagd wordt (en met welk doel), is terug te vinden aan de ontvangstenkant van de betalingsbalans. Zoals de ontvangsten van bedrijven die goederen exporteren, of personen die in het buitenland werken en daarvoor loon ontvangen.

Aanbod

!
Aanbieders op de valutamarkt zijn alle binnenlandse partijen die iets in het buitenland willen kopen/investeren/beleggen/enz en hun eigen munt willen omruilen (aanbieden) voor de benodigde vreemde valuta’s.

Hoeveel er aangeboden wordt (en met welk doel), is terug te vinden aan de betalingenkant van de betalingsbalans.

Verwarring

Waarde van een munt altijd uitgedrukt in een andere valuta.

De koers van de euro wordt dus altijd uitgedrukt in een andere munt.
Zoals € 1 = $ 1,18 (voor 1 euro moet je $ 1,18 betalen / krijg je $ 1,18).
Of zoals in bovenstaande grafiek £ 1 = € 1,12 (voor 1 Britse Pond moet je € 1,12 betalen / krijg je € 1,12).

Als de koers van een munt stijgt, wordt die munt meer waard.
Je moet dan meer betalen voor die munt. Bijvoorbeeld wanneer je voortaan voor £ 1 = € 1,30 moet betalen.

Betalingsbalans en wisselkoers

De relatie tussen vraag en aanbod van een munt (de betalingsbalans) en de wisselkoers van die munt (valutamarkt), kunnen we het beste uitleggen aan de hand van een voorbeeld.

We nemen als voorbeeld de Britse Pond (₤) van Groot-Brittannië.

De wisselkoers van de Britse Pond (₤), waarbij Groot-Brittannië een TEKORT op de BB heeft.

Als Groot-Brittannië een tekort op de betalingsbalans heeft, zijn er in die periode:

meer betalingen geweest aan het buitenland (= Britten die ₤ aanbieden in ruil voor de benodigde euro’s en dollars),
dan ontvangsten uit het buitenland (=Buitenlanders die ₤ vragen).

Dat wil dus zeggen dat er meer aanbod (600) van ₤ is dan vraag (550) naar ₤, zodat de (prijs) wisselkoers zal dalen.

De wisselkoers van de Britse Pond (₤), waarbij Groot-Brittannië een OVERSCHOT op de BB heeft.

Als Groot-Brittannië een overschot op de betalingsbalans heeft, zijn er in die periode:

meer ontvangsten uit het buitenland (=Buitenlanders die ₤ vragen)
dan betalingen geweest aan het buitenland (= Britten die ₤ aanbieden in ruil voor de benodigde euro’s en dollars).  

Dat wil dus zeggen dat er meer vraag (750) naar ₤ is dan aanbod (650) van ₤, zodat de (prijs) wisselkoers zal stijgen.

Veranderingen in de koers van een valuta worden dus veroorzaakt door veranderingen in vraag en/of aanbod van die valuta.
Een valutamarkt werkt zoals elke markt van volkomen concurrentie.

We kunnen die veranderingen op die valutamarkt dus weergeven met een grafische voorstelling van het marktmodel:

We kunnen nu in de grafiek aflezen dat ₤ 1 = € 1,12.
Als een Europeaan één Pond wil kopen, moet hij hiervoor € 1,12 betalen.

Vragers
zijn alle buitenlanders die iets willen kopen in Groot-Brittannië. Dat zijn alle ontvangsten van de Britse betalingsbalans.

Aanbieders
zijn alle Britten die iets willen kopen in een andere valuta en dus hun eigen Pond daarvoor aanbieden. Dat zijn alle betalingen van de Britse betalingsbalans.

Wanneer de ontvangsten op de Britse betalingsbalans toenemen, heeft het buitenland meer Britse Ponden nodig. Daarom verschuift de vraaglijn op de valutamarkt naar rechts. De koers van de Pond stijgt.

Dus:

meer ontvangsten betalingsbalans → meer vraag valutamarkt → hogere wisselkoers

Een paar standaard veranderingen

Vragers en aanbieders op de valutamarkt zijn op de deelrekeningen betalingsbalans (BB) ingedeeld in belangrijke groepen van geldstromen.
Zo kunnen we snel zien welke factoren invloed hebben op deze geldstroom en dus op de wisselkoers.

Belangrijke geldstroom op BB
Reageert vooral op ….
Internationale handel in goederen en diensten
(op de Lopende Rekening)
Prijs/Kwaliteit-verhouding:
concurrentiepositie
Internationale beleggingen
(op de Kapitaalrekening)
Rendement van de belegging, zoals: 
hoogte van de rente
Internationale investeringen
(op de Kapitaalrekening)
Aantrekkelijkheid van investeren in dat land:
 – investeringsklimaat
 – afzetverwachtingen

Voorbeeld 1

Verandering

Doordat de inflatie in Groot-Brittannië lager is dan die in de rest van Europa:

Britse concurrentiepositie verbetert !

Wat gebeurt er..

Doordat Britse producten relatief goedkoper geworden zijn, zal er meer gekocht worden in Groot-Brittannië.

Buitenlandse afnemers hebben hiervoor  ₤  nodig = extra vraag.

De koers van de Pond gaat omhoog
één ₤ kost nu €1,20 i.p.v. €1,12.

Grafisch

Voorbeeld 2

Verandering

geldmarktrente in GB daalt

Wat gebeurt er..

Voor sommige buitenlandse beleggers zijn de rendementen op een belegging in GB te laag geworden.
Zij hebben geen behoefte meer aan Britse Ponden: de vraag daalt.

De koers van de Pond gaat omlaag
één ₤ kost nu €1,01 i.p.v. €1,12).

Grafisch

Voorbeeld 3

Verandering

Groot-Brittannië bevindt zich in een fase van hoogconjunctuur, de afzetverwachtingen zijn goed

en de Britse regering stimuleert bedrijven door te gaan met investeren.

Wat gebeurt er..

Buitenlandse ondernemers willen graag een graantje mee pikken van de goede situatie op de Britse markt.
Zij gaan eigen vestigingen oprichten in Groot-Brittannië (of kopen bestaande Britse bedrijven op).

Om deze investeringen in Groot-Brittannië te betalen hebben deze buitenlandse investeerders  ₤  nodig = extra vraag.

De koers van de Pond gaat omhoog
één ₤ kost nu €1,20 i.p.v. €1,12).

Grafisch

Flexibele wisselkoersen

Wanneer de koersvorming volledig overgelaten aan vraag en aanbod spreken we van flexibele wisselkoersen. Monetaire autoriteiten grijpen dan niet in als de koers verandert.

VOORDEEL: er ontstaat automatisch evenwicht op de betalingsbalans.
Als een land een tekort op de betalingsbalans heeft, zal de wisselkoers van de die valuta gaan dalen. Door deze daling van de wisselkoers worden producten uit dat land voor buitenlanders goedkoper. Het buitenland zal meer gaan kopen, de export-ontvangsten stijgen en het tekort op de betalingsbalans verdwijnt.

NADEEL: er zijn (wisselkoers)risico’s als landen handelscontracten afsluiten met het buitenland. Omdat mensen en bedrijven graag risico vermijden, zal er minder gehandeld worden tussen landen. Minder handel betekent een verlies aan welvaart, omdat producten niet langer gemaakt worden op de goedkoopste/beste plaats (land).