Een belangrijk praktijkvoorbeeld zijn de vele aanvullende- en bedrijfspensioenen in Nederland. Hierbij betaalt een persoon premies aan een verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds. Uit de premies en de beleggingsopbrengsten wordt later het aanvullende pensioen betaald.
Iedere deelnemers spaart in dezelfde spaarpot. Er is géén directe koppeling tussen de eigen inleg en de eigen uitkering. De spaarpot wordt gedeeld door alle deelnemers. De hoogte van de uitkering is wel afhankelijk van het salaris: iemand die meer verdiende, betaalde meer premie en krijgt dus ook meer uitkering.
De spaarpremie die deelnemers elke maand inleggen wordt belegd. Beleggingsrendementen is daarom heel belangrijk voor de pensioenuitkering. Wanneer het mis gaat op de beurs, heeft dat grote gevolgen voor de opbrengst van de beleggingen en daarmee voor de omvang van de spaarpot.
De dekkingsgraad geeft aan of verwacht mag worden of een pensioenfonds aan haar toekomstige verplichtingen kan voldoen.
Voordeel is dat het systeem niet gevoelig voor demografische veranderingen, zoals vergrijzing. Het omslagstelsel is daar wél gevoelig voor.