Kennen
Neem onderstaande zinnen helemaal over en maak ze af.
Door het opschrijven van de hele zin zul je het beter kunnen onthouden.
§ 1 – Algemeen
§ 2 – Pensioen
9 |
Het pensioenstelsel in Nederland bestaat uit drie pijlers:
|
10 |
Bij een omslagstelsel wordt de betaalde premie gebruikt om ____________________ . |
11 |
Pensioenfinanciering via het omslagstelsel kan problematisch worden als ____________________ . |
12 |
Bij een kapitaaldekkingsstelsel wordt de premie gebruikt om ____________________ . |
13 |
Pensioenfinanciering via het kapitaaldekkingsstelsel kan problematisch worden als ____________________ . |
14 |
Bij een waardevast pensioen stijgt het pensioenbedrag mee met __________ . |
15 |
Bij een welvaartsvast pensioen stijgt het pensioen mee met __________ . |
§ 3 – Overheid
16 |
Het begrotingstekort is het bedrag dat ____________________ . |
17 |
Het financieringstekort is het bedrag waarmee ____________________ . |
18 |
Met de staatsschuldquote wordt de omvang van de __________ uitgedrukt in procenten van __________ . |
Kunnen
19 |
Je moet kunnen uitleggen dat geldontwaarding het gevolg is van inflatie. Leg met behulp van een getallenvoorbeeld uit dat inflatie leidt tot geldontwaarding. |
20 |
Je moet met de nominale en reële veranderingen kunnen rekenen.
|
21 |
Je moet kunnen uitleggen waarom een spaarder nadeel heeft van inflatie. Leg uit waarom mensen minder bereid zijn om te sparen als de inflatie stijgt. |
22 |
Je moet kunnen uitleggen welke gevolgen vergrijzing heeft voor de betaalbaarheid van de AOW.
|
23 |
Je moet de begrippen rond de overheidsfinanciën kunnen toepassen in berekeningen en ermee kunnen redeneren. Tijdens een economische crisis waren dit de kerngetallen van een denkbeeldige overheid:
|