Kennen

Neem onderstaande zinnen helemaal over en maak ze af.
Door het opschrijven van de hele zin zul je het beter kunnen onthouden.

§ 1 – Algemeen

1

Ruilen over de tijd betekent dat je een deel van je __________ verplaatst in de tijd.

2

Het besteedbaar inkomen is __________ min __________ plus __________ .

3

De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar- en aanbod van __________ .
Deze markt is onder te verdelen in de __________ markt en de __________ markt.
De prijs op deze markt(en) noemen we __________ .

4

Rente krijg je als je __________ en betaal je als je __________ .

5

Inflatie is ____________________ .

6

Zet de volgende woorden op de juiste plek in de figuur:

  • NIC (nominale indexcijfer)
  • RIC (reële indexcijfer)
  • PIC (prijsindexcijfer)
  • prijs
  • aantal producten
  • bedrag
7

Op de balans van een onderneming staan de __________ en de __________ op een bepaald __________  .
Op de balans staan daarom VOORRAAD/STROOMgrootheden.

8

Op de resultatenrekening van een onderneming staan de __________ en de __________ in een bepaalde __________ .
Op de resultatenrekening staan daarom VOORRAAD/STROOMgrootheden.

§ 2 – Pensioen

9

Het pensioenstelsel in Nederland bestaat uit drie pijlers:

  1. __________
  2. __________
  3. __________
10

Bij een omslagstelsel wordt de betaalde premie gebruikt om ____________________ .

11

Pensioenfinanciering via het omslagstelsel kan problematisch worden als ____________________ .

12

Bij een kapitaaldekkingsstelsel wordt de premie gebruikt om ____________________ .

13

Pensioenfinanciering via het kapitaaldekkingsstelsel kan problematisch worden als ____________________ .

14

Bij een waardevast pensioen stijgt het pensioenbedrag mee met __________ .

15

Bij een welvaartsvast pensioen stijgt het pensioen mee met __________ .

§ 3 – Overheid

16

Het begrotingstekort is het bedrag dat ____________________ .
En kun je uitrekenen door: __________ min __________ .

17

Het financieringstekort is het bedrag waarmee ____________________ .
En kun je uitrekenen door: __________ min __________ .

18

Met de staatsschuldquote wordt de omvang van de __________ uitgedrukt in procenten van __________ .

Kunnen

19

Je moet kunnen uitleggen dat geldontwaarding het gevolg is van inflatie.

Leg met behulp van een getallenvoorbeeld uit dat inflatie leidt tot geldontwaarding.

20

Je moet met de nominale en reële veranderingen kunnen rekenen.

  1. In 2019 krijgt de gemiddelde Nederlander over zijn spaargeld een nominale rente van 0,2%
    In dat jaar bedraagt de inflatie 1,7%
    ⇒ Bereken de reële rente over spaargeld in 2019.
  2. Wat is de betekenis van het bij 20a berekende getal?
     
  3. Johan woont in België en krijgt in 2019 een salarisverhoging van 3,5%.
    De inflatie in België is in dat jaar 1,5%
    ⇒ Bereken hoeveel procent het reële inkomen van Johan in 2019 veranderde.
  4. Wat is de betekenis van het bij 20c berekende getal?
21

Je moet kunnen uitleggen waarom een spaarder nadeel heeft van inflatie.

Leg uit waarom mensen minder bereid zijn om te sparen als de inflatie stijgt.

22

Je moet kunnen uitleggen welke gevolgen vergrijzing heeft voor de betaalbaarheid van de AOW.

  1. Leg uit wat er met de AOW-premie moet gebeuren als de bevolking in een land vergrijst.
  2. Welk alternatief is er voor deze aanpassing van de AOW-premie.
23

Je moet de begrippen rond de overheidsfinanciën kunnen toepassen in berekeningen en ermee kunnen redeneren.

Tijdens een economische crisis waren dit de kerngetallen van een denkbeeldige overheid:

  • inkomsten € 200 mld.
  • uitgaven € 260 mld.
    • waarvan € 10 mld aflossing van oude leningen
  • staatsschuld bij aanvang van het jaar € 715 mld.
  1. Bereken de omvang van het begrotingstekort in dat jaar.
  2. Bereken de omvang van het financieringstekort in dat jaar.
  3. Bereken de omvang van de staatsschuld aan het begin van het volgend jaar.
  4. Waarom lost de overheid € 10 mld. af, terwijl ze in dat jaar geld tekort komen?
  5. Leg uit waarom het stijgen van de staatsschuld ervoor kan zorgen dat de rente waartegen deze overheid kan lenen gaat stijgen.