Loononderhandeling is slechts één onderdeel van de onderhandeling over de totale arbeidsvoorwaarden. De meeste Nederlanders onderhandelen niet zelf over hun arbeidsvoorwaarden. Toch komen alle arbeidsvoorwaarden tot stand na onderhandeling. In Nederland wordt er op drie niveau’s over de lonen onderhandeld.
In onderstaande afbeelding staat dit schematisch weergegeven:

arbeidsvoorwaarden

Centraal Akkoord

Binnen de Stichting van de Arbeid proberen werkgeverscentrales, vakcentrales en overheid algemene afspraken te maken voor de komende rondes van onderhandelingen over loon en arbeidsvoorwaarden. 
Doel van het Centraal Akkoord is om, kijkend naar de algemene economische omstandigheden, de kaders vast te stellen voor de volgende CAO-onderhandelingen die zullen plaatsvinden op bedrijfstak niveau.

Collectieve Arbeids Overeenkomst (CAO)

Per bedrijfstak onderhandelen werkgeversorganisaties met vakbonden over de concrete invulling van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel in deze bedrijfstak. Er worden afspraken gemaakt over loonhoogte, vakantiedagen, scholing, verlof, pensioen enz…
De afspraken in deze CAO worden door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meestal algemeen verbindend verklaard, zodat ze voor álle bedrijven en werknemers in deze sector gelden en niet alleen voor de leden van de onderhandelaars.

Meestal gelden CAO’s dus voor een hele bedrijfstak, maar er zijn enkele grote ondernemingen in Nederland die een eigen CAO afspreken met de vakbonden.

Individuele Arbeidsovereenkomst

Werknemers kunnen met hun baas aanvullende individuele afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden. Als er een CAO is, mogen die aanvullende afspraken nooit slechter zijn voor de werknemers dan wat er in de CAO staat.
Werknemers die buiten een CAO vallen moeten zelf met hun werkgever een individuele arbeidsovereenkomst afsluiten.

Marktwerking?

Een arbeidsmarkt is geen markt van volkomen concurrentie. De prijs komt niet tot stand door vrije werking van vraag en aanbod.
Dat komt omdat:

  • De arbeidsmarkt geen markt is met een homogeen product; niet elke werknemers is hetzelfde.
  • De markt niet transparant is; informatie over beschikbare banen of beschikbaar personeel is niet (bij iedereen) aanwezig
  • De arbeidsmarkt geen vrije toe- en uittreding kent; je hebt diploma’s nodig, arbeidscontracten zorgen ervoor dat je niet direct kunt stoppen (of gestopt kunt worden)

De meest basale voorwaarden voor volkomen concurrentie gaan dus niet op.
Daarnaast is het prijsmechanisme uitgeschakeld door:

  • het bestaan van een minimumloon
  • het afspreken van lonen in CAO’s

Ruimte arbeidsmarkt

Een marktmodel lijkt dus niet zo geschikt om de prijsvorming op de arbeidsmarkt te onderzoeken.
Toch zijn vraag naar arbeid en aanbod van arbeid heel bepalend voor de onderhandeling over de arbeidsvoorwaarden.

Werknemers willen altijd méér salaris ontvangen, terwijl
werkgevers willen altijd minder salaris willen betalen.

Als die twee onderhandelen over de loonhoogte, zal de sterkste zijn zin krijgen. Maar wie is de sterkste?

Dat hangt af van de ruimte op de arbeidsmarkt.
Als er weinig werklozen zijn en werkgevers kunnen slechts moeizaam goed personeel vinden, zullen de vakbonden de sterkste onderhandelingspositie hebben.
Als er veel werklozen zijn en mensen nauwelijks een baan kunnen vinden, zullen werkgever de sterkste onderhandelingspositie hebben.

In tijden van lage werkloosheid gaan lonen daarom altijd sterk omhoog.
In tijden van hoge werkloosheid gaan de lonen daarom nauwelijks omhoog.