De maatschappelijke geldhoeveelheid (M) omvat alle chartale en girale geld in handen van het publiek.
De maatschappelijke geldhoeveelheid wordt ook wel primaire liquiditeitenmassa genoemd en vaak afgekort met de letter M of M1.
Onder publiek wordt verstaan de consumenten, de ondernemingen (behalve de geldscheppende banken) en de overheid.
Het girale deel van de maatschappelijke geldhoeveelheid zijn de rekening couranttegoeden (betaalrekeningen) die het publiek heeft bij de algemene banken.
Het chartale deel van de maatschappelijke geldhoeveelheid zijn alle munten en bankbiljetten in handen van het publiek.
Dat zijn alle munten en bankbiljetten die de centrale bank heeft uitgegeven – het contante geld in handen van de banken (in kluis en pin-automaten).
Aflezen op bankbalans
We kunnen de maatschappelijke geldhoeveelheid aflezen op de bankbalans van DNB en banken.
Daarvoor hebben we slechts een deel van de balans nodig. Stel dat gegeven is dat (bedragen in miljard euro):
Activa |
Centrale Bank |
Passiva |
|
Goud en deviezen | 254 | Bankbiljetten in omloop | 180 |
Voorschotten aan banken | 10 | Schatkist | 54 |
Banken in Nederland | 40 | ||
Kasreserverekening | 60 |
Activa | Algemene Bank in Nederland | Passiva | |
Kas |
10 |
Betaalrekeningen |
600 |
Vreemde valuta |
8 |
|
|
we zien af van het bestaan van muntgeld
Girale geld van publiek | 600 miljard | alleen de betaalrekeningen! spaartegoeden horen niet bij het girale geld |
Chartale geld van publiek | 170 miljard | (180 – 10) de centrale bank heeft voor 180 mld. in omloop gebracht, maar 10 miljard is in handen van de algemene banken en dat geld hoort niet bij M. |
Maatschappelijke geldhoeveelheid | 770 miljard |