Een waardevaste uitkering houdt in dat de uitkering wordt aangepast aan de hoogte van de inflatie. Door de uitkering met hetzelfde percentage als de inflatie te verhogen, blijft de koopkracht van de uitkering gelijk.
Om de koopkracht constant te houden (waardevast) moet de uitkering dus met eenzelfde percentage stijgen als de prijzen (inflatie).
Met andere woorden: de reële waarde van de uitkering moet gelijk blijven.
Koopkracht repareren | |
jaar 0 | Een AOW-er ontvangt een uitkering ter hoogte van € 550,-
We veronderstellen dat er maar één product is, dat € 5,50 kost. In dat geval kan deze AOW-er dus 100 producten kopen (koopkracht) |
jaar 1 | De inflatie bedroeg 10%, zodat het product nu € 6,05 kost.
Als er niets zou gebeuren met de hoogte van de uitkering, daalt de koopkracht naar 90,9 producten Bij een waardevaste uitkering, stijgt de uitkering ook met 10%. Zodat de AOW-er nu € 605,- ontvangt. |
Met andere woorden: de reële waarde van de uitkering moet gelijk blijven.
Verwarring
Wanneer het bedrag gelijk blijft, spreken we van bevriezen van de uitkering.