De kandidaat kan in contexten analyseren dat gezinnen en ondernemingen bij het maken van keuzes informatie verzamelen ten einde onzekerheid te verkleinen.
Aangezien de informatie vaak een beperkt karakter zal hebben moeten transactiepartijen een inschatting maken van mogelijke gebeurtenissen (risico) en de mate waarin transactiepartners gebeurtenissen beïnvloeden of informatie achterhouden die relevant is voor het tot stand brengen van een transactie (asymmetrische
informatie).

G1  Risico en verzekeren
1.1 Het verschil tussen risico als een inschatting van mogelijke gebeurtenissen (kans) en risico als verwacht schadebedrag (in euro’s).
1.2 Hoe de beslissing van een partij om zich wel of niet te verzekeren afhangt van
  • de mate van risico-aversie;
  • de afweging tussen (financiële) kosten & (financiële) opbrengsten van een verzekering;
  • de eigen beschikbare financiële middelen om eventuele risico’s af te dekken.
1.3 Solidariteit bij verzekeren en op welke wijze er sprake is van solidariteit die risico’s kan verkleinen.
1.4 Een afweging kunnen maken tussen al dan niet afsluiten van een verzekering in de relatie tot de hoogte van een eigen risico (in euro’s) en/of premiekorting.
G2  Asymmetrische informatie:
2.1 Dat asymmetrische informatie leidt tot averechtse selectie en moral hazard.
2.2 Averechtse selectie en middelen om dit te beperken: verplichte solidariteit, het verplicht voorschrijven van een verzekering, het instellen van een collectieve verzekering.
2.3 Moral hazard en middelen om dit te beperken: eigen risico, bonusmalussysteem, premiedifferentiatie.
G3  Risico en rente
3.1 Dat rente zowel een vergoeding is op het uitstellen van consumptie (domein E) als voor het lopen van inflatierisico (domein I) en risico van wanbetaling.
3.2 Onderpand en waarom onderpand het risico voor de kredietgever kan verminderen.