De kandidaat kan in contexten analyseren dat, wanneer belangen van individuele actoren conflicteren, samenwerken en onderhandelen meer surplus oplevert voor (markt)partijen dan te vertrouwen op het nastreven van eigenbelang. Centralisatie, waarbij (collectieve) dwang het middel is om acties tot stand te brengen, kan een alternatief coördinatiemechanisme zijn voor individuele keuzes.
F1 Speltheorie | |
---|---|
1.1 | De basiselementen van een simultaan spel weergegeven in een opbrengstenmatrix: spelers, acties, doelstellingen en opbrengsten, waarbij de contexten beperkt blijven tot situaties met twee spelers die simultaan kiezen en waarbij spelers beschikken over complete informatie. |
1.2 | Hoe in een simultaan spel een gevangenendilemma kan optreden als beide spelers een dominante strategie hebben. |
1.3 | Het onderscheid tussen een simultaan spel met en zonder dominante strategieën voor beide spelers. |
1.4 | De keuzes en uitkomst bepalen in een simultaan spel dat één keer gespeeld wordt indien er sprake is van een gevangenendilemma. |
1.5 | Het onderscheid tussen simultane spelen met één of meerdere evenwichten. |
1.6 | De invloed bepalen van het één keer herhalen van een simultaan spel op de keuzes en mogelijke uitkomst, indien er sprake is van een gevangenendilemma. |
1.7 | De basiselementen van het ultimatum spel weergegeven in een spelboom: spelers, acties, doelstellingen en opbrengsten, waarbij de contexten beperkt blijven tot situaties met twee spelers die eenmalig en sequentieel kiezen, en waarbij spelers beschikken over complete informatie. |
1.8 | De keuzes en uitkomst bepalen in een ultimatum spel. |
F2 Samenwerken en onderhandelen | |
---|---|
2.1 | Dat meerdere evenwichten kunnen bestaan waarbij verschillende spelers een voorkeur hebben voor verschillende evenwichten. |
2.2 | Dat meeliftersgedrag zorgt voor niet-optimale uitkomsten van een spel indien er sprake is van een dominante strategie van niet-bijdragen. |
2.3 | Dat zelfbinding als alternatief voor de eigen dominante strategie kan leiden tot samenwerken van meerdere partijen en daardoor de keuze van één of beide spelers beïnvloedt en daarmee de uitkomst van een spel. |
2.4 | Dat de geloofwaardigheid van dreiging of vertrouwen de keuze van één of beide partijen beïnvloedt en daarmee de uitkomst van een spel. |
2.5 | Dat sociale normen van invloed kunnen zijn op de opbrengsten en daardoor de keuze van één of beide spelers beïnvloedt en daarmee de uitkomst van een spel. |
F3 Marktfalen | |
---|---|
3.1 | Dat situaties met positieve en negatieve externe effecten kunnen resulteren in een gevangenendilemma, waarbij het collectieve belang wordt geschaad doordat spelers het individuele belang vooropstellen. |
3.2 | Dat veranderingen in opbrengsten de keuze van één of beide spelers kan beïnvloeden en daarmee de uitkomst van een spel. |
3.3 | Dat instrumenten zoals collectieve dwang, contracten, sociale normen, boetes, collectieve uitkomsten als individuele doelstelling, de keuze van één of beide spelers kan beïnvloeden en daarmee de uitkomst van een spel. |
3.4 | Het effect van verzonken kosten op de uitkomst van een spel, waarbij zowel sprake kan zijn van een positief effect (vertrouwen dat partijen afspraken nakomen) als van een negatief effect (kosten die al gemaakt zijn en niet kunnen worden teruggedraaid vanwege het specifieke karakter van de investering). |