Een consumentensurplus ontstaat wanneer consumenten bereid zijn om méér te betalen dan de geldende prijs.

Wanneer we naar de betalingsbereidheid van een grotere groep consumenten bekijken, zien we weer het bekende patroon: hoe lager de prijs, hoe meer vraag.

Bij een prijs van € 20 is slechts 1 persoon bereid het product te kopen;
bij een prijs van € 10 zijn 21 personen bereid om het product te kopen.

Stel dat de prijs van het product uiteindelijk € 12,50 wordt.

Voor deze prijs zullen 15 personen het product kopen.
De overige mensen hebben dit bedrag er niet voor over en kopen het product niet.


betalingsbereidheid
 
Voor iemand die bereid was om voor dit product €20 te betalen, is een prijs van €12,50 een mooie meevaller. 
We kunnen dit beschouwen als een stukje welvaartswinst, omdat hij minder middelen hoeft op te offeren dan hij bereid was.

Omdat de eerste consument bereid is om €20 te betalen, heeft hij een surplus van €7,50
De volgende consument is bereid om €19 te betalen. Deze heeft daarom een surplus van €6,50
enz, enz.

De (groene) staafjes die het surplus aangeven worden dus steeds korter.
Wanneer we al deze indivuduele welvaartswinst bij elkaar optellen, vinden we het totale consumentensurplus.

 
Consumentensurplus
In een marktmodel met een vraaglijn geldt hetzelfde. Alleen zie je de staafjes niet meer, omdat je een lijn tekent.

De optelling van de (onzichtbare) staafjes vormt de driehoek die het consumentensurplus weer geeft.

De oppervlakte zou je kunnen uitrekenen door: ½ x basis x hoogte.
(uitrekenen valt buiten de examenstof van de havo!)


Consumentensurplus