Nederland kent vanaf 1974 een wettelijk minimumloon. Alle werknemers van 15 tot 65 jaar die betaalde arbeid verrichten, hebben recht op een bepaald minimumloon per gewerkt uur. Dit minimumloon vormt de basis voor loonafspraken in de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) die in Nederland worden afgesloten. In Duitsland is er géén algemene wettelijke minimumloonregeling. Een mogelijke invoering van zo’n wettelijk minimumloon is bij onze oosterburen een politiek en maatschappelijk gevoelig thema.

1 Leg uit dat het afsluiten van cao’s kan leiden tot meeliftgedrag van werknemers.Leg uit dat het afsluiten van cao’s kan leiden tot meeliftgedrag van werknemers.

Meeliftersgedrag wil zeggen dat iemand (gratis) kan profiteren van iets waarvoor een ander betaald heeft.

Jasper is leerling in een 5 Havo klas van een school in Oldenzaal. Hij kent leeftijdgenoten die in Duitsland in een Aldi supermarkt werken en voor hetzelfde werk minder per uur verdienen dan hij verdient bij Aldi in Oldenzaal. “Hoe kan dat”, vraagt hij zich af. Zijn leraar economie vertelt dat dit te maken kan hebben met het feit dat er in Duitsland geen minimumloonregeling is. Om dit uit te leggen, toont hij een modelmatige weergave van de Duitse arbeidsmarkt (bron 17) en stelt: “In deze grafiek wordt de arbeidsmarkt van Duitsland voorgesteld als een markt van volkomen concurrentie met een evenwichtsloon van 9 euro per uur. In werkelijkheid voldoet een arbeidsmarkt van een land niet aan alle kenmerken van deze marktvorm, maar deze modelmatige weergave kan je helpen om de werking van de arbeidsmarkt en het effect van een minimumloon te begrijpen.”

Bron 17  modelmatige weergave van de arbeidsmarkt in Duitsland

  • Alle werkenden en werkzoekenden samen zijn het aanbod van arbeid. Zij worden in dit model kortweg ‘werknemers’ genoemd.
  • De vraag naar arbeid komt van de groep ‘werkgevers’. In dit model wordt de vraag naar arbeid gelijkgesteld aan de werkgelegenheid in Duitsland.

2 Noem twee kenmerken van de marktvorm volkomen concurrentie en licht toe waarom een arbeidsmarkt van een land niet aan deze kenmerken voldoet.

De kenmerken van volkomen concurrentie zijn: 

  • veel vragers en veel aanbieders,
  • een homogeen product,
  • een transparante markt en
  • vrije toetreding.

De leraar vervolgt: “Bij een loon van 9 euro per uur is het totaal van werknemerssurplus plus werkgeverssurplus maximaal. Stel dat de Duitse regering een wettelijk minimumloon invoert van 10 euro per uur. Het totale surplus zal kleiner worden.

Er zijn in Duitsland voor- en tegenstanders van invoering van een wettelijk minimumloon. Werknemersorganisaties zullen blij zijn en beredeneren dat dit de welvaart van hun leden zal verhogen. Economen echter waarschuwen dat invoering van een wettelijk minimumloon ten koste zal gaan van werkgelegenheid en uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland.”

Gebruik bron 17.

3 Laat met een berekening zien hoeveel werkgelegenheid er in Duitsland zou verdwijnen door invoering van een minimumloon van 10 euro per uur.

Werkgelegenheid ontstaat doordat bedrijven Arbeid vragen.
Hoe hoger het loon, hoe minder arbeid er gevraagd wordt.
Bekijk in de grafiek hoeveel arbeid er gevraagd wordt.

Leerlingen krijgen de opdracht om de bewering van de economen, dat invoering van een wettelijk minimumloon uiteindelijk kan leiden tot welvaartsverlies in Duitsland, te illustreren met behulp van de grafiek van bron 18.

Bron 18  werkgeverssurplus, werknemerssurplus en de gevolgen van de invoering van een minimumloon

   

Legenda:

A = 122,5
B = 35
C = 35
D = 122,5
E = 2,5
F = 2,5

(× miljoen euro’s)

Enkele leerlingantwoorden staan hieronder. Eén van deze antwoorden is juist.

  • Jasper:
    “Het werkgeverssurplus zal toenemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt af met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.”

  • Yamina:
    “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 37,5 miljoen (B + E) en het werknemerssurplus neemt toe met 32,5 miljoen (B − F), dus de welvaart zal dalen met 5 miljoen.”

  • Pieter:
    “Het werkgeverssurplus zal afnemen met 35 miljoen (B) en het werknemerssurplus neemt toe met 37,5 miljoen (B + E), dus de welvaart zal dalen met 2,5 miljoen.”

Gebruik bron 18.

4 Welk van deze drie leerlingantwoorden is de juiste? Verklaar het antwoord.

Arceer met verschillende kleuren het werkgeverssurplus (=consumentensurplus) en het werknemerssurplus (=producentensurplus) bij het evenwichtsloon én in geval van het minimumloon. 
Kijk daarna wat er veranderd is.

1

Uit het antwoord moet blijken dat bij afgesloten cao’s ook werknemers die géén lid zijn van een werknemersvertegenwoordiging (vakbond) recht hebben op de overeengekomen arbeidsvoorwaarden.
Zij profiteren dus gratis van de voordelen van het resultaat van de vakbond (waar anderen wél voor betalen).

2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

  • vrije prijsvorming:
    Loonvorming op de arbeidsmarkt wordt vaak gereguleerd door overheid (bijvoorbeeld minimumloon) en werkgevers- en werknemers organisaties (loonafspraken).

  • homogeen ‘product’:
    Arbeid is niet homogeen, want er zijn verschillen in scholing, ervaring, vaardigheid e.d.

  • vrije toetreding:
    Arbeidskrachten kunnen niet vrij toe- en uittreden, omdat ze gebonden zijn aan de woonplaats of kwalificaties en/of werkvergunningen nodig hebben om toe te treden.

  • transparantie:
    Niemand beschikt over volledige informatie over wie, wat, waar en wanneer vraagt en aanbiedt op de arbeidsmarkt.

3

Een voorbeeld van een juiste berekening is:
vraag naar arbeid in de evenwichtssituatie minus vraag naar arbeid bij minimumloon:
40 − 35 = 5 (miljoen personen)

4

Yamina

Voorbeelden van een juiste verklaring zijn:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat in de evenwichtssituatie het totaal van werkgevers- en werknemerssurplus bestaat uit alle delen A + B + C + D + E + F en dat na invoering van het minimumloon de delen E + F afvallen.
    Dat is een totaal welvaartsverlies van 2,5 + 2,5 = 5 miljoen.

  • Een antwoord waaruit blijkt dat in de evenwichtssituatie het totaal van werkgevers- en werknemerssurplus 320 miljoen bedraagt (A + B + C + D + E + F) en na invoering van het minimumloon slechts 315 miljoen (A + B + C + D),
    hetgeen een welvaartsverlies betekent van 320 − 315 = 5 miljoen.