Veel scholen voor voortgezet onderwijs staan voor grote investeringen in informatietechnologie (IT): elektronische leeromgevingen en centrale examens via de computer vragen om moderne IT-faciliteiten voor alle leerlingen. Voor deze investeringen is geld nodig.

Een commissie die het financieel beheer van de scholen in Nederland heeft onderzocht, komt met twee conclusies als het gaat om de financiële ruimte voor investeringen.

  • De meeste scholen voor voortgezet onderwijs hebben, in verhouding tot andere sectoren, veel eigen vermogen en vaak een positief financieel resultaat: er lijkt dus voldoende ruimte voor investeringen te zijn.
  • Bij veel scholen lijkt er sprake te zijn van ‘leenaversie’: uit de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen leiden we af dat scholen weinig geld lenen.

Hollands College (HC) is een grote scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Uit het financieel jaarverslag 2010 van HC komen de balans, de resultatenrekening en enkele kerngegevens, zoals weergegeven in bron 12.

bron 12 balans, resultatenrekening en kerngegevens van Hollands College

ex1012h2_01

Kerngegevens Hollands College:

1.000 leerlingen
100 personeelsleden
3 gebouwen

NB. De schoolgebouwen en terreinen zijn in eigendom van Hollands College.

1 Leg uit in hoeverre leenaversie gezien kan worden als een vorm van risicoaversie.
 

Risico-aversie betekent dat mensen zo min mogelijk of helemaal geen risico willen lopen.
Welke risico’s loop je bij lenen?

Gebruik bron 12 bij de vragen 2 en 3.

2 Leg uit hoe uit de vermogensverhouding bij HC afgeleid zou kunnen worden dat er sprake lijkt te zijn van leenaversie.
 

Leenaversie betekent dat iemand een afkeer heeft van lenen.
Hoe is de verhouding tussen eigen- en vreemd vermogen van deze school?

3 Heeft HC het jaar 2010 afgesloten met een positief financieel resultaat? Verklaar het antwoord.
 

Waren de kosten groter dan de opbrengsten? Of andersom?

HC is een school met een groeiend leerlingaantal, die graag wil investeren in een nieuwe elektronische leeromgeving voor alle leerlingen en docenten.

De commissie adviseert elke school te kijken naar de verhouding tussen het balanstotaal, zonder de waarde van de gebouwen en terreinen, en het totaal van alle opbrengsten. Daaruit is af te leiden of er nog financiële ruimte is voor extra investeringen. Daartoe moet de zogenaamde kapitaalfactor berekend worden (zie bron 13).

bron 13 advies van de commissie (vereenvoudigd)

  • Tot nu toe beoordeelt de Onderwijsinspectie de financiële positie van de scholen op basis van klassieke bedrijfseconomische kengetallen. Wij adviseren om voortaan te kijken naar de kapitaalfactor KF.
    kf
  • Hoe hoger de kapitaalfactor, hoe ‘voorzichtiger’ de school blijkbaar is: wij concluderen dat een kapitaalfactor boven de 35% duidt op te grote financiële voorzichtigheid.

Gebruik bron 12 en bron 13.

4

Heeft HC nog ruimte om te investeren, volgens de norm die de commissie voorstelt?

  • bereken de kapitaalfactor;
  • leg uit wat de uitkomst van de berekening betekent voor HC.
 

Volg de gegeven formule én voorwaarde uit bron 13.

1

Een antwoord waaruit blijkt dat er bij leenaversie sprake kan zijn van het willen vermijden van de mogelijkheid dat niet voldaan kan worden aan de betalingsverplichtingen die voortkomen uit de lening.

2

Een antwoord waaruit blijkt dat het vreemd vermogen van HC relatief klein is in verhouding tot het eigen vermogen (verhouding 1 : 2,3) / als aandeel van het totale vermogen (ongeveer 30%).

3

Ja
Uit de verklaring moet blijken dat in de resultatenrekening 2010 de totale opbrengsten 15.000 (euro) groter zijn dan de totale kosten.

4


kf2

hetgeen betekent dat de KF van HC groter is dan 35% en er dus nog extra financiële ruimte is voor investeringen.