De i/a-ratio geeft de verhouding weer tussen het aantal uitkeringsgerechtigden (inactieven) en diegenen die de uitkering moeten betalen, de werkenden (actieven).
Als het benodigde bedrag voor uitkeringen van inactieven moet worden opgebracht door de werkenden (actieven) in datzelfde jaar [omslagstelsel], kan dat voor problemen zorgen.
Wanneer er per werkende steeds meer inactieven komen, moet elke werknemer steeds meer premie betalen. Dat kan uiteindelijk onbetaalbaar worden.
De verhouding tussen betalers en ontvangers kunnen we berekenen met de i/a-ratio.
Door het aantal inactieven te delen door het aantal actieven, rekenen we uit voor hoeveel uitkeringsgerechtigden één werkende premie moet betalen.
Een i/a-ratio van 0,4 betekent dat elke werkende 0,4 (40%) van één uitkering moet betalen.
Een i/a-ratio van 1,5 betekent dat elke werkende 1,5 uitkering moet betalen.
2000 | 2040 |
---|---|
Werkgelegenheid in personen (actieven) = 6,2 mln. Aantal uitkeringsgerechtigden (inactieven) = 2,84 mln. |
Werkgelegenheid in personen (actieven) = 6,0 mln. Aantal uitkeringsgerechtigden (inactieven) = 3,3 mln. |
In 2000 betaalde een werkende maandelijks ongeveer 46% van het bedrag van één uitkering. Gevolg is dat een werkende een veel groter deel van zijn bruto inkomen moet inleveren voor iemand anders. Als dit bedrag te groot wordt, zou het kunnen dat werkenden niet langer bereid zijn zó veel te betalen. De financiering van de uitkering komt dan in gevaar. |
Dit probleem van een stijgende i/a-ratio speelt vooral bij de AOW-uitkering, waar door vergrijzing in de nabije toekomst de verhouding tussen actieven en inactieven uiterst problematisch wordt.
Als men dit probleem vooraf ziet aankomen is het verstandig om een soort spaarpot te creëren, zodat op het moment dat de i/a-ratio erg onvoordelig is een deel van het benodigde geld uit die spaarpot kan komen. Dan hoeven de werkenden niet alles te betalen. Op die manier kan dan een deel van de uitkering gefinancierd worden via het kapitaaldekkingsstelsel.