Investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen (productiemiddelen) door bedrijven of de overheid.

De totale (bruto) investeringen worden onderverdeeld in:

investeringen

 

Om te kunnen investeren, moeten bedrijven vaak geld lenen. Daarom is de hoogte van de rente heel belangrijk.
Daarnaast zal bij de beslissing om te investeren gekeken worden naar:

  • de mate waarin op dat moment de productiecapaciteit gebruikt wordt (bezettingsgraad),
  • de toekomstverwachtingen/afzetverwachtingen en
  • de kosten van alternatieven, zoals de loonkosten of productieverplaatsing naar het buitenland.

Bij investeringen in vaste kapitaalgoederen maken we onderscheid tussen breedte- en diepte-investeringen. Hierbij wordt gekeken of de investering arbeidsbesparend is of niet.

Capaciteitseffect en Bestedingseffect

Wanneer een investeringen gedaan wordt (bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe machine), dan leidt dat op korte termijn tot extra productie. Die machine moeten ook door een bedrijf gemaakt worden. Het effect van de investering op de productie-omvang noemen we het bestedingseffect.

Behalve effect op de productie, hebben investeringen nog een effect. Investeringen zorgen er (op lange termijn) voor dat de productiecapaciteit stijgt. Dit noemen we het capaciteitseffect van investeringen.

Verwarring

In het dagelijks taalgebruik wordt het begrip investeren ook vaak gebruik voor gewone burgers (consumenten). Bij de aankoop van een nieuw huis, wordt dan gesproken van ‘een goede investering’.

Volgens de definitie bij het vak economie kunnen alleen bedrijven of de overheid investeren.
Kapitaalgoederen zijn productiemiddelen. En alleen bedrijven of de overheid kunnen produceren. Dus kunnen ook alleen bedrijven of de overheid investeren!

Dat nieuwe huis van iemand is geen productiemiddel. Daarom kan het ook nooit een investering zijn.

Niet waar: ‘investeren is ergens geld in stoppen om er later mee te kunnen verdienen’
Deze omschrijving is FOUT. Het dekt eerder het begrip ‘beleggen’.