Opgave 1
Gegeven is het volgende marktmodel dat de markt van worteltjes beschrijft:
Qv = -4P + 100 Qa = 60 |
waarbij geldt: P = prijs is in centen per kilo Q = hoeveelheid in 1.000 kilo (per dag) |
1 | Teken de collectieve vraagcurve. (reken eerst de 0-punten uit en maak een grafiek van ongeveer 5 × 5 cm.) |
2 | Teken de collectieve aanbodcurve (in dezelfde grafiek) |
3 | Hoeveel worteltjes worden op deze markt verkocht en tegen welke prijs? |
4 | Noem tenminste drie factoren die we constant veronderstellen bij het opstellen van dit marktmodel. Pas je antwoorden toe op het voorbeeld van de worteltjesmarkt. |
Opgave 2
Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van tablets.
Qv = – 0,2P + 100 Qa = 0,2P – 20 |
waarbij geldt: P = prijs in euro’s Q = hoeveelheid tablets in miljoen stuks per jaar |
5 | Tegen welke prijs worden tablets volgens dit model verkocht? |
6 | Vanaf welke prijs worden geen tablets meer gekocht door de consumenten? |
7 | Teken in een grafiek dit marktmodel. |
8 | Arceer in deze grafiek het gebied dat de marktomzet weergeeft. |
9 | Bereken de marktomzet. |
Opgave 3
Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van volkomen concurrentie.
Qv = – 5P + 200 Qa = 7P – 20 |
waarbij geldt: P = prijs in euro’s Q = hoeveelheid in miljoen stuks per dag |
10 | Bereken de totale dagomzet op deze markt. |
11 | Teken dit marktmodel in een grafiek. |
12 | Arceer het consumentensurplus. |
13 | Arceer het producentensurplus. |