De rol van de overheid is niet meer weg te denken in de economie. Toch heeft de overheid niet overal ter wereld dezelfde rol. Zo is de rol van de overheid in de economie in China vele malen groter dan in de VS. Nederland zit daar ergens tussenin.

De begrippen ‘collectieve sector’ en ‘overheid’ worden vaak door elkaar gebruikt. Ten onrechte!
De overheid is een onderdeel van de collectieve sector. We kunnen de samenhang tussen deze begrippen als volgt weergeven:

Indeling collectieve sector

 

Op dezelfde wijze worden ook de “collectieve uitgaven” gesplitst in “overheidsuitgaven” en “uitgaven voor de sociale zekerheid”. En worden de “collectieve lasten” gesplitst in bedragen die worden afgedragen aan de overheid (vooral belastingen en retributies) en bedragen die worden afgedragen aan de instellingen van de sociale zekerheid (de sociale premies voor de uitkeringen).

Overheid als leverancier van goederen en diensten

De overheid maakt een belangrijk deel uit van het economisch gebeuren in Nederland. Ook door de levering van goederen en diensten. Bij deze levering van goederen en diensten door de overheid wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten goederen, te weten:

Collectieve goederen

Dit zijn goederen die door de overheid geleverd worden en niet geleverd kunnen worden door de particuliere sector, omdat het goed niet leverbaar is in eenheden per persoon. Hierdoor is het onmogelijk een prijs per individuele gebruiker in rekening te brengen.
Bijvoorbeeld:
  • Straatverlichting – je kunt niet per persoon een rekening sturen voor het gebruik van bepaalde straatverlichting (en wanbetalers het nut van de verlichting ontzeggen). Alleen via belasting is het benodigde geld op te halen.
  • Politie – je kunt openbare veiligheid niet per persoon verkopen.

Semi-collectieve goederen (of quasi-collectieve goederen)

Dit zijn goederen die ook door de overheid geleverd worden, maar waarbij het wel mogelijk zou zijn om het goed individueel te leveren en een bijbehorende prijs te berekenen.
Vanwege het maatschappelijk belang, of omdat het moeilijkheden op zou leveren om de prijs individueel af te rekenen, kiest de overheid ervoor het product zélf te leveren en niet via particuliere bedrijven.
Bijvoorbeeld:

  • Onderwijs – het is mogelijk alleen díe mensen onderwijs te geven die ervoor betalen. Vanwege het maatschappelijk belang kiest de overheid ervoor iedereen onderwijs aan te beiden (en betaling via de belastingopbrengst te laten verlopen).
  • Snelwegen / bruggen – het is mogelijk om dit soort dure infrastructuur van tolsysteem te voorzien, zodat de gebruiker gaat betalen. Inning van deze individuele prijs is technisch moeilijk of zou leiden tot grote filevorming. Om deze reden biedt de overheid het product toch aan als een soort collectief goed.

 

Economische politiek

Wanneer we kijken naar de doelstellingen die de overheid zichzelf stelt op economisch gebied, kunnen we die als volgt samenvatten:

  1. een evenwichtigen arbeidsmarkt 
    d.w.z. dat de overheid ernaar streeft dat er niet teveel werkloosheid is, maar ook geen grote tekorten ontstaan aan geschikt personeel.
  2. prijsstabiliteit
    hoewel de overheid hierop geen grote invloed heeft, probeert zij ervoor te zorgen dat het gemiddeld prijsniveau (de inflatie) niet te hoog oploopt.
  3. een rechtvaardige inkomensverdeling
    hoewel ‘rechtvaardig’ een term is waar iedereen een andere voorstelling bij heeft, zorgt de overheid – bijvoorbeeld middels progressieve belasting en inkomensafhankelijke uitkeringen – ervoor dat het inkomen in Nederland wat gelijker wordt verdeeld.
  4. materieel evenwicht op de betalingsbalans
    is zo’n doelstelling die niet hoog op de prioriteitenlijst staat, maar de overheid wil wel graag dat Nederland jaarlijks een beetje meer geld verdient aan de export dan we kwijt zijn aan het importeren van goederen en diensten.
  5. evenwichtige economische groei
    wil zeggen dat de overheid de economische groei wil stimuleren, maar dat tegenwoordige groei niet ten koste mag gaan van toekomstige groei. Groei mag dus niet ten koste gaan van bijvoorbeeld het milieu.

Deze doelstellingen zijn niet altijd door de overheid te bereiken. De invloed van de overheid moet je ook niet overschatten. Bovendien kan het bereiken van de ene doelstelling te koste gaan van een andere doelstelling. Er zullen dus altijd keuzes gemaakt moeten worden.

Wanneer de overheid haar economische politieke doelstellingen vertaalt naar praktische maatregelen (beleid) ontstaat steeds het dilemma waarbij de overheid moet kiezen tussen marktwerking of overheidsinvloed. Steeds moet de politiek antwoord geven op vragen als:
Hoeveel ruimte moet je als overheid geven aan de particuliere sector / het bedrijfsleven?
Wanneer moet je als overheid ingrijpen?

Maatregelen die de overheid neemt om haar economische doelen te bereiken kunnen we onderverdelen in:

  1. Conjunctuurbeleid
    Dit zijn maatregelen die de overheid neemt die de vraagkant van de economie beïnvloeden. De overheid kan bijvoorbeeld minder belasting heffen, zodat mensen meer kunnen gaan kopen.
  2. Structuurbeleid
    Deze maatregelen zijn gericht op de aanbodkant van de economie. Maatregelen die bijvoorbeeld investeringen stimuleren, scholing bevorderen of op een andere manier invloed hebben op de productiecapaciteit of de concurrentiepositie. Ook investeringen in infrastructuur vallen onder deze noemer.
  3. Marktbeleid
    Hieronder vallen alle maatregelen die de overheid neemt die de (vrije) marktwerking beïnvloeden. Je kunt hierbij denken aan privatiseren en dereguleren, maar ook aan maatregelen die de concurrentie bevorderen.

Privatisering

Er is sprake van privatisering wanneer de overheid taken die zij eerst zelf uitvoert, afstoot naar de marktsector. Voorheen was het openbaar vervoer in handen van de overheid. De overheid regelde het openbaar vervoer. In de jaren ’80 en ’90 kwam steeds vaker de roep om als overheid minder invloed op de economie uit te oefenen. Het openbaar vervoer werd geprivatiseerd: particuliere bedrijven regelen nu het openbaar vervoer.

Waarom?
Het idee achter privatisering is dat door marktwerking er efficiënter gewerkt gaat worden. Concurrentie zou bedrijven moeten dwingen betere producten tegen een lagere prijs te leveren. Dat is gunstig voor de consumenten.
Is dat zo?
Veel overheidstaken/bedijven die geprivatiseerd zijn (NS,KPN,TNT,Energiebedrijven, Ziektekostenverzekeringen) werken op markten die gekenmerkt worden door één of weinig aanbieders. Wanneer we de theorie van marktvormen bestuderen, weten we dat op deze markten bedrijven zelden of nooit concurreren met hun prijs. Goedkoper zijn veel producten niet geworden dankzij privatisering.
De praktijk
Producten zijn meestal niet goedkoper geworden. Logisch want particuliere bedrijven willen winst maken en moeten om te concurreren ook reclame maken die geld kost en terugverdiend moet worden. Bovendien zijn bedrijven erbij gebaat als zij onderling níet concurreren met de prijs.
Wat we ook vaak zien is dat consumenten ‘door de bomen het bos niet meer zien’. Bedrijven hebben er baat bij als de consument de producten van de verschillende bedrijven moeilijk kan vergelijken, want dan vallen de prijsverschillen minder op.

Deregulering

Met dezelfde ideologie als bij privatiseringen, namelijk dat de overheid de efficiënte marktwerking hindert, probeert de overheid de laatste jaren de economie met minder regels te belasten. Ook in dit geval zou minder regels moeten leiden tot betere werking van de marktsector, tot meer concurrentie en tot goedkopere producten.
Maar ook hier valt op te merken dat we niet teveel moeten verwachten van een markt die zichzelf corrigeert. Ongewenste effecten van marktwerking zullen nooit/zelden door de markt zélf worden opgelost. Zelfregulerende markten zijn -op zijn minst- zeldzaam, vaak moeten er tóch regels van de overheid komen om ongewenste effecten te beperken.

Voorbeeld
Om ‘zelfverrijking’ door de top van het bedrijfsleven, de zogenaamde graaicultuur, te voorkomen is er aangedrongen op afspraken over salarissen van top-managers. Die regels zijn de door markt zelf opgesteld. De praktijk wijst vervolgens uit dat nauwelijks iemand zich aan die afspraken houdt. De top-salarissen blijven extreem hoog.
Waarschijnlijk kan er alleen iets gedaan worden aan buitensporig hoge salarissen wanneer de overheid tóch regels hiervoor opstelt.
Voorbeeld 2
De overheid heeft de veeboeren in Nederland jaren de tijd gegeven om de uitstoot van fosfaten (in mest) te beperken om het milieu te sparen.
Omdat boeren die uitstoot alleen kunnen verminderen door extra geld uit te geven, deden boeren dat dus niet uit zichzelf.
Uiteindelijk heeft de overheid regels in moeten voeren die de boeren verplicht om bepaalde investeringen te doen.