Variabele kosten zijn kosten waarvan het totaalbedrag afhankelijk is van de productieomvang.

Het totaalbedrag dat een onderneming kwijt is aan variabele kosten is afhankelijk van het aantal producten dat een onderneming maakt in die periode.
Hoe meer de onderneming produceert, hoe hoger de totale variabele kosten worden.
Hierbij moet je denken aan bijvoorbeeld:

  • de kosten van grondstoffen: hoe meer producten er gemaakt worden, hoe meer grondstoffen er nodig zijn.
  • de kosten van hulpstoffen, zoals energie: meer produceren, betekent een hogere energierekening verpakkingsmateriaal.
  • de kosten van personeel: hoe meer je produceert, hoe meer werknemers je daarvoor nodig hebt (of tenminste moeten de werknemers meer uren werken).
  • transportkosten
  • enz….

Verwarring: Gemiddelde Variabele Kosten

Per product kunnen de variabele kosten een vast bedrag zijn. We spreken in zo’n geval van proportioneel variabele kosten.
Dat wil zeggen dat in elke product een vast bedrag aan grondstoffen, energie, arbeid, enz… zit.
Wanneer je meer produceert, nemen de totale variabele kosten steeds met eenzelfde bedrag toe.

Bijvoorbeeld:
De variabel kosten zijn steeds € 20 per product.
Elk product dat je méér maakt, zorgt er dus voor dat je totale kosten weer met € 20 stijgen.

In de grafiek zien we dat voor elke 10 producten de kosten met € 200 toenemen.
Oftewel € 20 per product.

TVK = 20q

variabele kosten

Stel dat voor de productie van een brood geldt dat er sprake is van proportioneel variabele kosten.

In elk brood zit voor € 1 variabele kosten (dat lijkt een vast bedrag en wordt daarom door leerlingen soms verward met constante kosten).

Het totaalbedrag dat de bakker aan variabele kosten kwijt is neemt echter toe naarmate hij meer broden bakt.
Wanneer hij 100 broden bakt, heeft hij € 100 aan variabele kosten
Wanneer hij 150 broden bakt, heeft hij € 150 aan variabele kosten
enz.. enz…

Het totaalbedrag aan variabele kosten is dus afhankelijk van de productieomvang.

Uitbreiding

[1] Bij proportioneel variabele kosten is er sprake van een vast bedrag aan variabele kosten per product.
In totaal stijgen de variabele kosten rechtevenredig met de productieomvang.

[2] In de praktijk blijkt echter vaak dat bij een toename van de productie eerst – door betere arbeidsverdeling – efficiënter geproduceerd kan worden. Daardoor kunnen de variabele kosten per product eerst dalen. Als men de productie echter blijft opvoeren, neemt de ‘efficiency-winst’ steeds verder af, totdat uiteindelijk de variabele kosten per product weer gaan oplopen. Extra productie kán dan wel, maar is minder efficiënt en dus steeds duurder. In zo’n situatie geldt de ‘wet van toe- en afnemende meeropbrengsten’ .

In onderstaande grafiek is voor beide situaties te zien hoe de totale variabele kosten verlopen:

totale variabele kosten