Om in grafieken waarin bedragen per product staan tóch totaalbedragen aan te kunnen geven, moet je gebieden arceren.
Daarbij kun je gebruik maken van de regel: Lengte x Breedte = Oppervlakte rechthoek.

Aan de hand van een aantal situaties zullen we de regels van het arceren verder bekijken.

Arceren is het optellen van staafjes per product: omzet

We nemen als uitgangspunt een eenvoudige vraaglijn. Elk staafje laat daarbij zien hoeveel iemand maximaal wil betalen voor dit product.

Naarmate de prijs lager wordt, zijn steeds meer mensen bereid het product te kopen.
Bij een prijs van €10 zien we dat 21 personen het product willen kopen.

arceren
Wanneer de prijs dus €10 is, betaalt elke persoon €10 aan het bedrijf dat dit product verkoopt.

In de grafiek zijn dat dus 21 staafjes van €10.

Het bedrijf ontvangt dus aan omzet 21 x €10 = €210
Om het totaal uit te rekenen doe je dus 21 (lengte) x €10 (breedte) = €210 (oppervlakte rechthoek).

arceren

Omzet in marktmodel

Bij een marktmodel tekenen we een lijn. Maar bedenk dat die lijn eigenlijk heel veel staafjes naast elkaar zijn.

In dit model ontstaat een marktevenwicht bij een prijs van €5 en een hoeveelheid van 100 stuks.
Er staan dus eigenlijk 100 staafjes van mensen die €5 betalen.

De marktomzet bedraagt dus: € 5 x 100 stuks = € 500

arc1_mamod1
LENGTE = Het oranje lijnstuk geeft de hoeveelheid van 100 stuks weer in de grafiek.
BREEDTE= Het groene lijnstukje geeft de €5,- van de prijs weer in de grafiek.
arc1_mamod2
Omzet = prijs  x  hoeveelheid
Oppervlakte = breedte  x  lengte

Het rode gebied heeft dus een oppervlakte van € 500, de marktomzet.

arc1_mamod3
 

Arceren van een consumentensurplus

Ook het arceren van een consumentensurplus is eigenlijk het optellen van staafjes. Alleen zijn de staafjes in dit geval niet allemaal even lang.

We nemen weer als uitgangspunt een grafiek waarin staat hoeveel elke consument maximaal wil betalen voor een product.
Het product kost €12,50

betalingsbereidheid
 
We kunnen dan in de grafiek zien dat 15 consumenten bereid zijn het product te kopen.

Het consumentensurplus geeft aan hoeveel je minder hoeft te betalen dan je maximaal bereid bent om te betalen.
Omdat de eerste consument bereid is om €20 te betalen, heeft hij een surplus van €7,50
De volgende consument is bereid om €19 te betalen. Deze heeft daarom een surplus van €6,50
enz, enz.

De staafjes die het surplus aangeven worden dus steeds korter.
Het totale consumentensurplus is de optelling van deze staafjes.

 
Consumentensurplus
In een marktmodel geldt hetzelfde. Alleen zie je de staafjes niet meer, omdat je een lijn tekent.

De optelling van de (onzichtbare) staafjes vormt de driehoek die het consumentensurplus weer geeft.

De oppervlakte zou je kunnen uitrekenen door: ½ x basis x hoogte.
(uitrekenen valt buiten de examenstof van de havo!)


Consumentensurplus

Maximale totale winst bij een monopolist

Het arceren van staafjes is eigenlijk in elke grafiek hetzelfde. Alleen zijn ze soms wat lastiger te herkennen.

Wanneer een monopolist maximale totale winst wil halen, moet hij de productie-omvang kiezen waar geldt: MO=MK. 
In dit geval zal hij dus kiezen voor een productie-omvang van 8 mln. stuks.

Vervolgens kunnen we op de GO-lijn aflezen dat de prijs(GO) bij 8 mln. stuks €400 is.
Aflezen van de GTK-lijn leert dat bij 8 mln. stuks de GTK €310 bedragen.

arc2_monop1
Elk product kost dus €310 en levert €400 op.
Er wordt dus per product €90 winst gemaakt.
Dat zijn dus 8 miljoen staafjes van €90….

Oftewel:
(LENGTE = Q =) 8 mln. stuks en die (BREEDTE = GO-GTK =) € 90 winst per product (GW) opleveren.

arc2_monop2
Totale winst = winst per product   x  hoeveelheid
Oppervlakte = breedte  x  lengte

Het gearceerde gebied heeft dus een oppervlakte van € 720 mln. – de (maximale) totale winst.

arc2_monop3

Heffingen

Door het invoeren van een heffing (vast bedrag per product) verschuift op deze markt van volkomen concurrentie de aanbodlijn evenwijdig naar boven.

De verschuiving naar boven is gelijk aan het bedrag van de heffing.

arc3_hef1
Door de nieuwe aanbodlijn verschuift marktevenwicht naar: p1 en q1

Hoeveel gaan de consumenten nu aan extra belasting (heffing) betalen?
LENGTE = rode lijnstuk = q1
BREEDTE = groene lijnstuk = prijsstijging voor de consument

arc3_hef2
In totaal betalen de consumenten dus nu het gearceerde gebied aan heffing: = prijsstijging x aantal producten
arc3_hef3