Opgave 1

Het routeschema van de Eneco Tour 2009 zag er als volgt uit:

Datum Start Finish   Afstand
18 augustus Rotterdam (NL) Rotterdam (NL) Proloog 4,4 km
19 augustus Aalter (B) Ardooie (B) Rit 1 184,3 km
20 augustus Ardooie (B) Brussel (B) Rit 2 184 km
21 augustus Niel (B) Hasselt (B) Rit 3 187 km
22 augustus Hasselt (B) Libramont (B) Rit 4 215,0 km
23 augustus Roermond (NL) Sittard (NL) Rit 5 204.3 km
24 augustus Genk (B) Roermond (NL) Rit 6 159,4 km
25 augustus Amersfoort (NL) Amersfoort (NL) Ind. tijdrit 14,3 km
enecotour_2009
1 Bereken de gemiddelde ritlengte (van rit 1 tot en met 6).

Opgave 2

De resultaten van een examengroep economie zijn samengevat in onderstaande tabel.

Aantal leerlingen Cijfer
1 leerling
3 leerlingen
15 leerlingen
5 leerlingen
2 leerlingen
1 leerling
4
5
6
7
8
9
2 Bereken het gemiddelde economiecijfer (1 decimaal) van deze groep examenleerlingen.

Opgave 3

In de eerste periode van het schooljaar krijgt Jan voor het vak economie alleen maar schriftelijke overhoringen. Deze so-tjes hebben allemaal dezelfde weging (1). Hij haalt achtereenvolgens de volgende cijfers: 7,5  –  6,8  –  8,0  –  5,1

3 Bereken welk cijfer Jan voor economie op zijn eerste rapport krijgt.

In de tweede periode krijgt Jan ook repetities. Deze repetities tellen 2x zo zwaar als so-tjes. Ze krijgen dus een weging 2. In periode 2 haalt hij de volgende cijfers: 3,8 (so)  – 6,6 (rep)  –  8,0 (rep)  – 7,0 (so). De school werkt met een doorlopend gemiddelde, zodat ook de cijfers uit periode 1 gewoon meetellen.

4 Bereken welk cijfer Jan voor economie op zijn tweede rapport krijgt.

Opgave 4

Iemand geeft zijn gehele inkomen uit aan 10 goederen. Slechts 2 van deze goederen veranderen van prijs. Van het ene goed stijgt de prijs met 8%. Het andere goed heeft een prijsstijging van 3%. Het aandeel van het eerste goed in de totale uitgaven bedraagt 20%. Het aandeel van het tweede goed in de totale uitgaven bedraagt 25%.

5 Met hoeveel procent zijn de totale kosten van deze persoon veranderd?

Opgave 5

Iemand geeft al zijn geld uit aan 4 goederen: A, B, C en D.

De prijs van goed A stijgt van f 4,10 tot f 4,80;
de prijs van goed B stijgt van f 2,00 tot f 2,50;
de prijs van goed C stijgt van f 3,00 tot f 3,80
en de prijs van goed D daalt van f 3,50 tot f 3,20.

Aan goed A geeft deze persoon 15% uit, aan goed B 20% en aan C 15% van zijn inkomen.

6 Bereken de afzonderlijke prijsindexcijfers voor de goederen A t/m D.
7 Bereken het samengesteld ongewogen prijsindexcijfer.
8 Bereken het samengesteld gewogen prijsindexcijfer.

Opgave 6

Iemand geeft zijn gehele inkomen uit volgens onderstaand patroon:

Categorie Uitgaven per maand Prijsverandering
Voeding € 300 + 2%
Kleding € 175 – 1%
Woning € 600 + 2,8%
Ontspanning, sport en vakantie € 250 + 8%
Overige € 500 + 1,8%
9 Met hoeveel procent zijn de totale kosten van levensonderhoud voor deze persoon veranderd?

Opgave 7

De gemiddelde prijsstijging van alle goederen behalve autobrandstof bedroeg in het jaar 2008 2%. In dit jaar steeg autobrandstof 8% in prijs. De CPI stond begin 2008 op 100 eind 2008 op 102,4.

10 Bereken welk percentage van het inkomen werd uitgegeven aan brandstof.

Opgave 1

1 ant_gem8

Opgave 2

2 ant_gem9

Opgave 3

3 Alle cijfers tellen even zwaar. Je kunt dus een ongewogen gemiddelde uitrekenen:  
 ant_gem10
4 ant_gem11

Opgave 4

5

De andere artikelen (55% van de uitgaven) zijn blijkbaar níet in prijs veranderd (indexcijfer = 100).
Zet ook de genoemde prijsstijgingen om in indexcijfers.
Daarna kun je een gewogen gemiddelde berekenen van de prijsstijgingen:

Formule gewogen gemiddelde

ant_gem1⇒ een gemiddelde stijging van 2,35%

Opgave 5

6

Gebruik de formule: 

Formule indexcijfer

A  ⇒ 
ant_gem2

B
ant_gem3 

C ⇒  126,7

D ⇒ 91,4  

7

Ongewogen, dus je hoeft geen rekening te houden met wegingsfactoren.  

ant_gem4  

8

Formule gewogen gemiddelde

Gewogen gemiddelde =

ant_gem5

Opgave 6

9

Zet eerst de prijsveranderingen om in indexcijfers Je hoeft de weging niet om te rekenen naar procenten: de euro’s geven ook weer hoe belangrijk elke uitgave is (verhouding)

ant_gem6

De kosten van levensonderhoud zijn dus met 2,7% toegenomen.

Opgave 7

10

We kunnen dit oplossen door het onbekende aandeel van benzine in de formule te zetten (met de letter A). Het gewogen gemiddelde moet uitkomen op 102,4

ant_gem7

108A + ((100-A)x102) = 10240
108A + (10200 – 102A) = 10240
108A – 102A = 10240 – 10200
6A = 40
A = 6,67

Dus benzine heeft een wegingsfactor van 6,67%