Ga bij fouten of ontbrekende antwoorden naar de bijbehorende theorie. Gebruik daarvoor de rode knop voor elke vraag.
Bekijk deze theorie voordat je verder gaat.

Kennen

Een perfect werkende markt (of: een markt van volkomen concurrentie) moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. veel vragers en veel aanbieders
  2. een homogeen product
  3. een transparante markt
  4. vrije toe- en uittreding

Er is evenwicht op een markt van volkomen concurrentie als vraag = aanbod (Qv = Qa).

De overheid stelt een minimumprijs in ter bescherming van de producenten, als ze vindt dat de evenwichtsprijs voor deze groep te laag is.
Het gevolg van het instellen van een minimumprijs is een aanbodoverschot.

De overheid stelt een maximumprijs in ter bescherming van de consumenten, als ze vindt dat de evenwichtsprijs voor deze groep te hoog is.
Het gevolg van het instellen van een maximumprijs is een vraagoverschot.

Door het instellen van een kostprijsverhogende belasting (zoals BTW of accijns) verschuift de aanbodlijn naar boven.

Het doorberekenen van de kostprijsverhogende belasting door de producent aan de consument noemen we afwentelen.

Door het geven van een subsidie aan de producenten verschuift de aanbodlijn naar onder.

De marginale opbrengst is het bedrag waarmee de totale opbrengst van het bedrijf verandert als het bedrijf één extra product produceert.

De marginale kosten zijn het bedrag aan waarmee de totale kosten van het bedrijf toenemen als het bedrijf één extra product produceert.

Voor een individuele producent op een markt voor volkomen concurrentie geldt dat zijn marginale opbrengst gelijk is aan de evenwichtsprijs op de markt (MO = GO = P).

De winst van een individuele producent is maximaal bij de afzet waar geldt dat MO = MK.

Kunnen

Stel dat je van de aardappelmarkt gegeven hebt dat:
Qv = -4P + 10
Qa = 6P – 2

waarbij P in euro’s per kg en Qv in 10.000 kg.

Bereken de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid op deze markt.

Qa = Qv
6P – 2 = -4P + 10
10P = 12
P = 1,20 (€ 1,20)

Dan is de hoeveelheid:
Qa = 6P – 2 = 5,2 (52.000 kg)
of
Qv = -4P + 10 = 5,2 (52.000 kg)

Teken de marktsituatie van vraag 56.
Geen daarin ook de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aan.

Arceer in de grafiek van vraag 57 het consumentensurplus en het producentensurplus. Gebruik verschillende kleuren.

Van een markt van volkomen concurrentie zijn de volgende gegevens bekend:
Qv = -2P + 100
Qa = 2P – 20
Hierbij is Q de hoeveelheid in miljoen stuks en P de prijs in euro’s.

Stel dat in deze markt een minimumprijs van € 35 wordt ingesteld.

  1. Teken in de gegeven afbeelding de gevolgen voor vraag en aanbod van de minimumprijs.
  2. Bereken de omvang van het aanbodoverschot.
    Vraag bij € 35 ⇒ Qv = -2×35 + 100 = 30
    Aanbod bij € 35 ⇒ Qa = 2×35 – 20 = 50
    Dus een aanbodoverschot van 20 miljoen stuks.

  3. Bereken de kosten van het opkopen van het aanbodoverschot.
    Het overschot moet worden opgekocht tegen de beloofde minimumprijs van € 35.
    Kosten: 20 mln × € 35 = € 700 mln.

Stel dat in de markt van vraag 59 een maximumprijs van € 20 wordt ingesteld.

  1. Teken in de gegeven afbeelding de gevolgen voor vraag en aanbod van de maximumprijs.
  2. Bereken de omvang van het vraagoverschot.
    Vraag bij € 20 ⇒ Qv = -2×20 + 100 = 60
    Aanbod bij € 20 ⇒ Qa = 2×20 – 20 = 20
    Dus een vraagoverschot van 40 miljoen stuks

Van een markt van volkomen concurrentie bij vrije werking is gegeven:
Qv = -2P + 100
Qa = 5P – 50

Waarbij P in euro’s en Q in stuks.

De overheid voert accijns in op dit product, waardoor de aanbodlijn naar boven schuift.
De nieuwe aanbodfunctie luidt: Qa = 5P – 100

Deze hele situatie is weergegeven in de afbeelding.

  1. Bereken met welk bedrag de evenwichtsprijs van het product stijgt.
    BEGIN: Qa = Qv ⇒ 5P – 50 = -2P + 100 ⇒ P = € 21,43
    NA ACCIJNS: Qa = Qv ⇒ 5P – 100 = -2P + 100 ⇒ P = € 28,57
    De evenwichtsprijs stijgt dus met € 7,14
     
  2. Bereken hoeveel procent van de accijns door de producent wordt doorgeschoven naar de consument.
    De aanbodlijn is € 10 naar boven verschoven. De accijns is dus € 10 per product.
    Daarvan is € 7,14 doorgeschoven naar de consument.
    Dat is dus 71,4% van de accijns.

Stel dat je weet dat product ZIP wordt geproduceerd op een markt van volkomen concurrentie. Deze markt kunnen als volgt beschrijven:

Qv = – 5P + 1.000
Qa = 5P – 250
waarbij:
P = prijs in euro’s
Q = hoeveelheid in 1.000 stuks

Producent A is al jaren actief op deze markt. Het bedrijf streeft naar maximale totale winst en heeft een productiecapaciteit van 75 stuks.
De kosten van deze producent zijn weergegeven in de gegeven grafiek.
De formule voor de marginale kosten luidt: MK = 2Q + 25 (waarbij Q in stuks)

 

  1. Neem de grafieken over in je schrift (of print de afbeelding) en teken de vraag en aanbodlijn op de totale markt.
  2. Zet de juiste GO-lijn en MO-lijn in de grafiek van de individuele producent en geef aan hoeveel producten het bedrijf zal maken.
  3. Bereken hoeveel producten het bedrijf zal maken.
    De evenwichtsprijs op de markt (Qa = Qv) is € 125
     
    Maximale winst haalt de producent als MO = MK
    MO = P = 125
    MK = 2Q + 25
    ⇒ MO = MK
    Q = 50 stuks