|
Bereken het CPI voor 2018. Gegeven:
categorie |
uitgaven 2018 |
wegingsfactor |
indexcijfer prijs
(2014 = 100) |
voeding |
€ 20.000 |
20% |
108 |
woning |
€ 25.000 |
25% |
113 |
overig |
€ 55.000 |
55% |
98 |
Bereken het CPI voor 2018. |
24 |
Gegeven:
- bevolking 15 – 75 jaar = 6,5 miljoen mensen
- aanbod van arbeid = 4,3 miljoen mensen
- werkgelegenheid = 3,8 miljoen mensen
- aantal mensen met AOW = 1,5 miljoen
- aantal mensen met een bijstandsuitkering = 0,6 miljoen
- aantal arbeidsongeschikten = 0,4 miljoen
- er zijn geen openstaande vacatures
- Bereken het werkloosheidspercentage.
werkloosheid = 4,3 mln – 3,8 mln = 500.000 mensen
beroepsbevolking = 4,3 mln
500.000 van de 4,3 mln = 11,6%
|
|
- Bereken de i/a-ratio op basis van de gegevens van vraag 24.
aantal mensen met een uitkering (inactieven) = 0,5 (werklozen) + 1,5 + 0,6 + 0,4 = 3 mln mensen
aantal actieven 3,8 mln mensen
i/a-ratio = 3/3,8 = 0,79
|
|
- Bereken de participatiegraad op basis van de gegevens van vraag 24.
4,3 mln van de 6,5 mln mensen bieden zich aan op de arbeidsmarkt = 66,2%
|
|
Stel dat de overheid tijdens een recessie bezuinigt, zodat het overheidstekort niet teveel stijgt.
- Leg uit of deze maatregel anticyclisch of procyclisch werkt op de conjunctuur.
Bij een recessie zijn er te weinig bestedingen,
als de overheid bezuinigt zullen de bestedingen verder dalen
⇒ de conjunctuurgolf wordt versterkt = procyclisch.
|
28 |
- Leg uit waarom progressieve belasting bij een opgaande conjunctuur een automatisch stabiliserend effect heeft op de conjunctuur.
Bij een opgaande conjunctuur stijgt het inkomen. Die stijging van het inkomen leidt weer tot extra bestedingen en werkt dus versterkend op de conjunctuur. Maar omdat over dat extra inkomen procentueel méér belasting moet worden betaald, stijgt het besteedbaar inkomen minder hard en worden de extra bestedingen dus een beetje afgeremd.
- Leg uit waarom werkloosheidsuitkeringen bij een neergaande conjunctuur een automatisch stabiliserend effect hebben op de conjunctuur.
In een neergaande conjunctuur verliezen mensen hun baan en hun inkomen. Daardoor kunnen zij minder kopen en daalt de conjunctuur extra hard. Dankzij de werkloosheidsuitkering daalt het inkomen van de nieuwe werklozen echter minder hard en zullen de bestedingen ook niet zo sterk dalen.
|
|
- Leg met behulp van de verkeersvergelijking van Fisher uit welk effect geldschepping heeft in tijden van hoogconjunctuur.
M × V = P × T
Bij hoogconjunctuur kan T niet meer stijgen, omdat de economie al maximaal produceert.
M↑ × V = P↑ × T
⇒ de stijging van M zal dus leiden tot een stijging van P (inflatie).
- Leg met behulp van de verkeersvergelijking van Fisher uit welk effect geldschepping heeft in tijden van laagconjunctuur.
M × V = P × T
Bij laagconjunctuur wordt de productiecapaciteit niet helemaal gebruikt. T (de productie) kan dus nog stijgen.
M↑ × V = P × T↑
⇒ de stijging van M zal dus leiden tot een stijging van de productie.
|
30 |
Stel dat gegeven is dat:
- gisteren $ 1 = € 0,80
- vandaag $ 1 = $ 0,84
- Is de dollar geapprecieerd of gedeprecieerd sinds gisteren? Verklaar je antwoord.
De waarde van de dollar is gestegen. De dollar is dus geapprecieerd.
- Bereken of de euro sinds gisteren is geapprecieerd of gedeprecieerd.
Als $ 1 = € 0,80 ⇒ € 1 = $ 1,25
Als $ 1 = € 0,84 ⇒ € 1 = $ 1,19
De waarde van de euro is dus gedaald. De euro is gedeprecieerd.
|
|
- Stel dat de inflatie in de VS stijgt.
Welk effect heeft dat op de wisselkoers van de dollar? Verklaar je antwoord.
Inflatie maakt producten in VS duurder → concurrentiepositie VS verslechtert → export VS daalt → minder vraag naar dollar op de valutamarkt → wisselkoers van de dollar daalt.
- Stel dat de economie in de EU flink groeit.
Welk effect heeft dat op de wisselkoers van de euro? Verklaar je antwoord.
Economische groei betekent dat de bestedingen toenemen in EU → een deel daarvan wordt geïmporteerd = import EU stijgt → aanbod euro op valutamarkt stijgt → wisselkoers van de euro daalt.
- Stel de in Europa de (geldmarkt)rente stijgt.
Welk effect heeft dat op de wisselkoers van de euro? Verklaar je antwoord.
Als de rente in Europa stijgt wordt EU aantrekkelijker voor buitenlandse beleggers → meer buitenlandse beleggingen naar de EU → meer vraag naar euro op de valutamarkt → wisselkoers euro stijgt.
|
32 |
Neem de tabel over en vul de ontbrekende tussenstap(pen) in:
Oorzaak |
tussenstap(pen) / uitleg |
Gevolg |
overheid verlaagt belastingen |
→ besteedbaar inkomen van mensen stijgt → consumptie stijgt → productie stijgt → |
werkloosheid daalt |
conjunctuur verzwakt |
→ minder productie / minder inkomen → minder belastinginkomsten overheid → |
begrotingssaldo verslechtert |
rente daalt |
→ lenen wordt goedkoper → gezinnen en bedrijven gaan meer lenen → bestedingen stijgen → indien bestedingen de productiecapaciteit overtreffen → |
inflatie stijgt |
rente daalt |
→ land minder aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers → minder beleggers naar land → minder vraag naar valuta op de valutamarkt → |
wisselkoers daalt |
lonen stijgen |
→ koopkracht van mensen stijgt → consumptie stijgt → indien de bestedingen de productiecapaciteit overtreffen → |
bestedingsinflatie stijgt |
lonen stijgen |
→ bedrijven rekenen kosten door in de prijzen → inflatie stijgt → werknemers eisen extra loon om koopkracht te behouden → |
lonen stijgen |
lonen stijgen |
→ bedrijven rekenen kosten door in de prijzen → inflatie stijgt → concurrentiepositie verslechtert → export daalt → productie daalt → minder werknemers nodig → |
werkloosheid stijgt |
i/a-ratio stijgt |
→ meer premie nodig per werkende → |
netto inkomen werkenden daalt |
koers van de euro daalt |
→ Nederland wordt goedkoper voor buitenland → export stijgt → meer ontvangsten uit buitenland → |
Nederlandse betalingsbalans verbetert |
koers van de euro daalt |
→ Nederland wordt goedkoper voor buitenland → export stijgt → meer vraag naar euro op de valutamarkt → |
koers van de euro stijgt |
hoogconjunctuur Europa |
= bestedingen in EU stijgen → import stijgt → aanbod euro op valutamarkt stijgt → |
koers van de euro daalt |
rente daalt |
→ lenen wordt goedkoper → gezinnen en bedrijven gaan meer lenen → bestedingen stijgen → productie stijgt → er zijn meer werknemers nodig → |
werkloosheid daalt |
|